ikeazor1_Adekunle AjayiNurPhoto via Getty Images_nigeria flood Adekunle Ajayi/NurPhoto via Getty Images

Een rechtvaardige klimaattransitie voor Afrika

ABUJA – Van zinderende hittegolven tot verstoorde oogsten: Nigerianen voelen nu al de gevolgen van de klimaatverandering. De snelgroeiende jonge bevolking van het land werkt hard aan het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor de escalerende crisis. Maar de klimaatverandering is een uitdaging die geen enkel land op eigen kracht aan kan.

Met name Afrikaanse landen zouden zich daar ook niet verplicht toe moeten voelen. Want hoewel Afrika tot de meest kwetsbare regioʼs ter wereld behoort – door de terugkerende droogten in het bezuiden de Sahara gelegen deel van Afrika is het aantal ondervoede mensen in droogtegevoelige landen sinds 2012 al met 45,6 procent gestegen – draagt het continent de minste verantwoordelijkheid voor het probleem.

Bovendien hebben de stijgende zeespiegel en de steeds heviger wordende stormen in Benin, Ivoorkust, Senegal en Togo de kustlijn geërodeerd, wat in 2017 ruim 5 procent van het gezamenlijke bbp van deze landen heeft gekost. Naarmate de gevolgen van de klimaatverandering samenlevingen ontwrichten en bestaansmiddelen vernietigen, rijpen de voorwaarden voor conflicten, met destabiliserende gevolgen die zich over de hele regio uitstrekken.

Intussen negeren de ontwikkelde economieën, die het leeuwendeel van de verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering dragen, grotendeels wat er in Afrika gebeurt en weigeren zij actie te ondernemen op de schaal die nodig is. Zoals een Nigeriaans spreekwoord zegt: het dak houdt de regen tegen, maar degene die beschut zit, negeert die regen.

Toch zullen diegenen in de geavanceerde economieën die zich nog steeds beschermd voelen tegen de klimaatverandering, snel ontdekken dat hun dak lekt. En waar Afrika nu al lijdt, zullen de verwoestingen straks nog veel erger zijn. De COVID-19-pandemie is lang niet de enige gemeenschappelijke uitdaging waarvoor wij ons in een onderling verbonden wereld geplaatst zien.

Zeker, de geavanceerde economieën bewijzen ruimschoots lippendienst aan de samenwerking op klimaatgebied. In 2015 leidde het klimaatverdrag van Parijs tot de hoop dat de wereldleiders eindelijk bereid waren om het welzijn van de planeet boven politieke kortetermijnbelangen te stellen door resolute, coöperatieve klimaatmaatregelen te nemen. Maar na vijf jaar is de kloof tussen beloften en daden wel heel groot.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Het is nog niet te laat om van koers te veranderen – maar dat zal het binnenkort wel zijn. Dit is het jaar waarin de wereld zich moet verenigen om gezamenlijk de klimaatcrisis aan te pakken. De ontwikkelde landen moeten samenwerken met economieën met lage inkomens, ontwikkelingslanden en opkomende economieën om een route uit te stippelen naar een koolstofarme toekomst en de hinderpalen voor vooruitgang uit de weg te ruimen.

Dit betekent in de eerste plaats dat voldoende middelen ter beschikking moeten worden gesteld, zodat de ontwikkelingslanden kunnen investeren in het terugdringen van de klimaatverandering en in duurzame economische ontwikkeling. Er is geen gebrek aan goede wil in de ontwikkelingslanden, die in het kader van het klimaatverdrag van Parijs ambitieuze  nationale bijdragen hebben voorgesteld. Maar we krijgen lang niet genoeg steun om die plannen volledig te verwezenlijken.

Volgens het klimaatverdrag van Parijs had de wereld tegen 2020 100 miljard dollar per jaar moeten vrijmaken om de behoeften van de ontwikkelingslanden te lenigen. Dat is niet gebeurd. Terugdringing van de klimaatverandering zal de ontwikkelingslanden naar schatting 600 miljard dollar per jaar kosten. Maar veel van die landen hebben geen toegang tot voldoende liquiditeit en kapitaalstromen. En veel van de grootschalige klimaatfondsen die wél bestaan, houden niet expliciet rekening met klimaatrechtvaardigheid en veronachtzamen de specifieke behoeften van arme en kwetsbare gemeenschappen.

Dit belemmert het soort vooruitgang waar Afrikaanse landen zo hard aan werken. Nigeria – een olierijk land – besloot vorig jaar bijvoorbeeld de subsidies voor fossiele brandstoffen af te schaffen en introduceerde een investeringsplan van 250 miljoen dollar om bij te dragen aan nationale strategieën voor een duurzame, koolstofarme ontwikkeling. Maar hoewel we wel enige financiering hebben ontvangen uit het Clean Technology Fund van de Wereldbank, blijft ons plan ondergefinancierd.

Over het geheel genomen is Afrika de regio met het grootste financieringstekort voor het klimaat. Als daar niet snel verandering in komt, zal schone energie in 2030 slechts goed zijn voor 10 procent van de nieuwe elektriciteitsproductie in Afrika.

Tegen deze achtergrond zijn de recente en aanstaande multilaterale bijeenkomsten van cruciaal belang. Op 31 maart organiseerde het Verenigd Koninkrijk een ministeriële conferentie over klimaat en ontwikkeling, waar ʻtoegang tot klimaatfinancieringʼ bovenaan het prioriteitenlijstje stond. En in de komende dagen komen de leiders van het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank in Washington DC bijeen voor hun jaarlijkse voorjaarsvergadering. Daar zal Nigeria pleiten voor grotere, meer voorspelbare financieringsstromen en donoren oproepen hun verplichtingen in het kader van het klimaatverdrag van Parijs na te komen.

Wij in Afrika zullen dit jaar ook op andere plekken op zoek gaan naar leiderschap. Daarbij gaat het onder meer om de bijeenkomst van regeringsleiders van het Gemenebest in Rwanda in juni, de G7-top in het Verenigd Koninkrijk in juni, de G20-top in Italië in oktober en de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering in Glasgow in november.

Veel van de technologieën die we nodig hebben om duurzame economieën op te bouwen, bestaan al. Hernieuwbare-energietechnologieën ontwikkelen zich snel. Landen zijn bezig hun zware industrie en landbouw groener te maken en schone vervoerssystemen in te voeren. Afrika – dat nu al kampt met toenemende werkloosheid, honger en onrust – moet de middelen krijgen om hetzelfde te doen.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/AGKBU6Vnl