us china trade JOHANNES EISELE/AFP/Getty Images

Een pleidooi voor Gecompenseerde Vrije Handel

LONDEN – Bijna alle liberalen steunen de mondialisering en verzetten zich tegen het economisch nationalisme. Zij negeren de toenemende bewijzen dat de mondialisering in haar huidige vorm gevaarlijk onverenigbaar is met de democratie.

In zijn uit 2011 daterende boek The Globalization Paradox zegt Harvard-hoogleraar Dani Rodrik dat de natiestaat, democratie en mondialisering wederzijds onverenigbaar zijn: we kunnen wel twee van de drie, maar niet alle drie tegelijkertijd hebben (hij noemt dit een “trilemma”). In de hele wereld is de “natie” in opstand gekomen tegen de mondialisering, in naam van de democratie.

Dat werd dit jaar duidelijk toen de Amerikaanse president Donald Trump de eerste van een steeds uitgebreidere reeks importtarieven op Chinese goederen afkondigde, waarna China met gelijke munt terugbetaalde. Trump heeft ook twee grote internationale handelsverdragen verscheurd en gedreigd Amerika terug te trekken uit de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

De aanleiding voor Amerika's wending naar het economisch nationalisme is het uitdijende handelstekort – $566 mrd in 2017, en groeiend – terwijl de Amerikaanse economie zich herstelt. Maar de diepere reden is de juiste indruk dat de hieruit voortvloeiende tekorten op de betalingsbalans niet “weldadig” zijn als ze worden gefinancierd door de instroom van kortetermijnkapitaal of “heet” geld.

Een tekort op de betalingsbalans betekent dat een land meer importeert dan exporteert. En die overmatige importen kunnen leiden tot een nettoverlies van “goede” banen. In de eerste decennia van deze eeuw zijn zes miljoen banen in de industrie verdwenen. De zogenoemde “Rust Belt” heeft Trump president gemaakt. “Het is tijd om Michigan te herbouwen, en we zullen niet toestaan dat ze nog meer banen uit Michigan weghalen,” zei hij in 2016 tegen juichende menigten in Detroit.

Trumps protectionisme heeft ook een geopolitieke achtergrond. Importen van metaal hebben geleid tot de sluiting van veel bedrijven die wellicht nodig zijn voor de defensie. China’s strategische “Made in China 2025”-plan (MIC25) is een high-tech industriebeleid dat is gericht op het transformeren van China in een toonaangevende mondiale leider van de industrieën van de toekomst. Het berust voor een belangrijk gedeelte op het stelen van geavanceerde technologieën uit de Verenigde Staten. Als MIC25 succesvol is, zullen de VS vrij letterlijk een uitgeputte economische en politieke toekomst tegemoet gaan.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

In strikt economische termen zou de politieke aard van je handelspartners er niet toe mogen doen. Maar in een wereld van strategische concurrentie kan de internationale handel een beleidsinstrument zijn – en is dat gewoonlijk ook –, en het gebruik ervan in deze context zou niet mogen worden ontkend, simpelweg omdat het het heilige principe van de vrijhandel aantast. Friedrich List, de negentiende-eeuwse pionier van het economisch nationalisme, wees er al op dat de vrijhandel een vreedzame wereld veronderstelt.

Selectieve importtarieven kunnen nuttig zijn voor de bescherming van defensie-gerelateerde industrieën, of om te voorkomen dat andere landen zeer geavanceerde technologieën stelen. Maar als handelsbeleid zijn tarieven grof en onnauwkeurig. De VS zullen met hoge kosten te maken krijgen en uiteindelijk misschien toch niet op een substantieel lager handelstekort of op andere betekenisvolle voordelen uitkomen.

Is er een manier om de vrije handel in te perken die niet tot handelsoorlogen leidt? De econoom Vladimir Masch heeft een ingenieus plan van “gecompenseerde vrije handel” (CFT) bepleit, als een manier om legitieme protectionistische doelstellingen te bereiken zonder het mondiale economische systeem te ontwrichten.

Op grond van dit plan zouden beleidsmakers ieder jaar een plafond moeten instellen voor het handelstekort en beperkingen moeten opleggen aan de overschotten van de handelspartners. (Alle noodzakelijke producten die van een surpluspartner betrokken zouden worden, zouden niet onder deze exportbeperking vallen.) In het Amerikaanse geval zou een dergelijk plafond vooral gevolgen hebben voor China, Mexico, Japan en Duitsland, die in 2017 respectievelijk $375 mrd, $71 mrd, $69 mrd en $64 mrd aan het totale handelstekort hebben bijgedragen.

Op grond van het CFT-plan zou een land met een handelsoverschot zijn exporten kunnen beperken tot de vastgestelde limiet. Maar het zou het exportquotum ook kunnen overschrijden, mits zijn regering het partnerland een boete zou betalen, overeenkomstig de waarde van de overmatige exporten, door het betreffende bedrag van de exportproducenten te incasseren of door zijn valutareserves aan te spreken. (Het ontvangende land zou de boetes kunnen gebruiken om zijn eigen investeringsprogramma's uit te breiden.) Maar als het overschotland zou proberen de exportlimiet te overschrijden zonder een boete te betalen, zouden de overmatige exporten worden geblokkeerd.

Dit “slimme” protectionisme heeft diverse voordelen ten opzichte van grove importtarieven. In de eerste en voornaamste plaats zou het automatisch handelsoorlogen voorkomen. Omdat het CFT-plan louter een limiet oplegt aan het overschot van een handelspartner, zou iedere poging van dat land om de waarde van zijn importen uit de VS te beperken automatisch de waarde van zijn toegestane exporten verlagen.

In de tweede plaats zou het CFT-plan in één keer bij iedere partner alle smerige trucks van de internationale handel, zoals overheidssubsidies en prijs- en valutamanipulaties, onmogelijk maken. In tegenstelling tot het langdurige en dikwijls vruchteloze gesoebat over handelsverdragen, zou er onmiddellijk resultaat worden behaald.

In de derde plaats zou het CFT-plan, door de financiële en handelsarrangementen van de deelnemers aan de wereldeconomie te herbalanceren, een stap voorwaarts zijn op weg naar het oplossen van het huidige disfunctioneren daarvan. Het CFT-plan is geen panacee, omdat het de vraag openlaat wie zich aan wie moet aanpassen. Een hervormd mondiaal betalingssysteem, dat de symmetrische aanpassing van mondiale onevenwichtigheden mogelijk maakt, moet dit probleem oplossen.

In de vierde plaats zou de aanvaarding door Amerika van het CFT-plan, dankzij het gewicht dat het land in de schaal legt, aarzelende landen met een handelsoverschot ertoe kunnen aanzetten zo'n betalingssysteem te accepteren. De mondiale financiële wereld zou moeten opereren binnen de grenzen die een evenwichtig betalingssysteem oplegt.

In de vijfde plaats zou de tenuitvoerlegging van het CFT-plan, in termen van de economische voordelen voor de VS, de terugkeer bevorderen van naar het buitenland verhuisde bedrijven en banen, waardoor het industriële potentieel en het sociale evenwicht van het land zouden worden hersteld.

Vanuit historisch perspectief komt het CFT-plan in feite neer op een unilaterale activering van de clausule (Artikel 7) van het Bretton Woods-verdrag over schaarse valuta's, dat het Internationale Monetaire Fonds de bevoegdheid gaf om de munt van een land met een aanhoudend handelsoverschot “schaars” te verklaren, waardoor andere leden in staat werden gesteld de goederen van dat land te mijden. Het is ook in overeenstemming met Artikel XII van de General Agreement on Tariffs and Trade (de voorganger van de WTO), waarin staat dat ieder land “om zijn externe financiële positie en zijn betalingsbalans te beschermen de hoeveelheid of waarde van handelswaren die worden geïmporteerd mag beperken.”

Kortom: het CFT-plan pakt de handelstekorten aan, is een goed alternatief voor de grove importtarieven, strijdt tegen handelsmanipulatie, corrigeert de huidige mainstream economische theorie, en is een noodzakelijke stap op weg naar het opnieuw inrichten van een werkbaar mondiaal betalingssysteem. In een notendop: het lost het Rodrik-'trilemma' op, want de natiestaat, democratie en mondialisering kunnen tegelijkertijd bestaan.

Maar slechts één natiestaat, de VS, heeft de macht om dit te bewerkstelligen. Door dat te doen, zou de mondiale run naar een virulente vorm van economisch nationalisme een halt toegeroepen kunnen worden. Alleen al om die reden verdient het Masch-plan serieuze overweging.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/uZl2AUbnl