goldin7_Pratik ChorgeHindustan Times via Getty Images_slum Pratik Chorge/Hindustan Times via Getty Images

De COVID-stad

LONDEN – Geen stad heeft kunnen ontsnappen aan de dodelijke omhelzing van COVID-19. Maar het virus heeft een zeer onevenredige impact gehad op verschillende groepen mensen, zelfs in één en dezelfde stad. Toen New York City het mondiale epicentrum van de pandemie was, had downtown-Manhattan een besmettingsgraad van grofweg 925 op de 100.000, tegen 4.125 op de 100.000 in Queens. De reden voor deze kloof is voor de hand liggend: de rijkste inwoners van New York hadden toegang tot een brede reeks gezondheidsvoorzieningen en kunnen op afstand werken, in ruime gebouwen met meerdere verdiepingen.

Zoals in iedere grote stad bepaalt iemands postcode op diepgaande wijze iemands lot. Manhattan en Queens liggen nog geen 25 minuten van elkaar vandaan met de metro, maar het verschil tussen de twee stadswijken qua gemiddeld inkomen per jaar bedraagt een verbijsterende $78.000, en het verschil in levensverwachting tussen twee afzonderlijke buurten kan wel tien jaar zijn. Soortgelijke verschillen op het gebied van inkomen, gezondheid, onderwijs en vrijwel ieder ander aspect van het welzijn zien we terug in de meeste metropolen van de wereld. COVID-19 zal deze verschillen alleen nog maar groter maken.

Over de hele wereld zijn het niet zozeer dichtbevolkte steden als wel overvolle, gemarginaliseerde buurten die worstelen met het in de hand houden van de verspreiding van COVID-19. Sociaal-economische factoren, niet de fysieke geografie, zijn een bepalende factor voor het besmettingsrisico, vooral in de bebouwde gebieden in de ontwikkelingslanden. Naar schatting heeft ruim de helft van de zeven miljoen krottenwijkbewoners van Mumbai al COVID-19. En in Zuid-Afrika, waar vijf miljoen huishoudens geen koelkast hebben, waar nauwelijks 46 procent toegang heeft tot een spoeltoilet thuis en waar een derde van de huishoudens het toilet moet delen met andere families – is het niet verrassend dat nieuwe besmettingen om zich heen grijpen, ondanks drastische lockdown-maatregelen.

De COVID-19-pandemie berokkent vooral schade aan stadsbewoners in de informele economie, waar de meeste banen slecht betaald zijn en niet op afstand kunnen worden uitgevoerd. Terwijl 47 procent van de afgestudeerden in de Verenigde Staten in juli thuis kon werken, was slechts 4 procent van degenen zonder middelbareschooldiploma hiertoe in staat. Hoewel deze dynamiek beslist de stedelijke armen treft in steden als New York, is zij zelfs nog verlammender in een stad als Dhaka, waar ruim 80 procent van de werkers afhankelijk is van de informele sector – de ontwikkelingsorganisatie BRAC meldt dat in juni 62 procent van alle dagelijkse looninkomsten in wezen is verdampt.

Zoals we laten zien in ons nieuwe boek Terra Incognita verscherpt COVID-19 meerdere vormen van ongelijkheid binnen en tussen landen en steden, en roept de ziekte fundamentele vragen op over de toekomst van het leven in de stad. Grote steden moeten het merendeel dragen van de menselijke en economische kosten van de pandemie, en het ergste moet nog komen, waardoor de zorgen toenemen over de vraag of deze steden zullen overleven als de centrale nodes van de wereldeconomie.

Maar hoewel de pandemie veel grote steden ernstig heeft geraakt, zijn sommige sectoren die als de motor van de economie fungeren opmerkelijk veerkrachtig gebleken, wat zou kunnen helpen te verklaren waarom de mondiale aandelenmarkten zijn opgeveerd. Het is nu al duidelijk dat de grootste winnaar van de huidige crisis Big Tech zal zijn. Op dezelfde dag dat de Amerikaanse economische groei naar verluidt met 32,9 procent was gedaald (31 juli), meldde Amazon een kwartaalwinst van 5,2 miljard dollar, waarbij de omzet 40 procent hoger uitviel dan een jaar eerder. Op dezelfde manier hebben Google, Apple en Facebook het alle drie veel beter gedaan dan de economie als geheel tijdens de pandemie.

Nu Citibank schat dat 80 procent van het werk in de financiële dienstverlening op afstand kan worden verricht, zou een blijvend effect van COVID-19 de eliminatie van het forenzenverkeer voor veel, zo niet alle, kenniswerkers kunnen zijn. Bovendien is uit een recente peiling van Gallup gebleken dat drie van de vijf Amerikaanse werknemers die tijdens de pandemie thuis hebben gewerkt, graag zo veel mogelijk op afstand zou blijven werken. En uit een enquête van Bloomberg blijkt dat 97 procent van de financiële analisten, 94 procent van de fondsbeheerders en 80 procent van de handelaren in de toekomst althans een deel van de tijd thuis wil werken.

Zelfs als er al in 2021 een vaccin wordt ontwikkeld en verspreid, zal COVID-19 enorm ontwrichtend zijn voor steden. Nicholas Bloom van de Stanford Universiteit voorspelt dat als steden de kantoorruimte kwijtraken die voorheen werd gebruikt door kenniswerkers, de bestedingen in steden met een derde zouden kunnen afnemen. De dramatische daling van de vastgoedbelastingen en andere inkomstenbronnen zouden het vermogen van gemeentelijke overheden ernstig belemmeren om fundamentele diensten aan te bieden. De uittocht van werknemers met een hoge waarde zal gevaarlijke domino-effecten hebben voor de stadsbewoners – van obers en acteurs tot kruideniers en andere kleine winkeliers. Deze mensen en diensten verlenen steden een groot deel van hun karakter, en het verlies ervan zou de neerwaartse spiraal versnellen.

Maar hoewel veel grote steden down zijn, zijn ze nog lang niet out. De dood van de grote stad is al eerder voorspeld, maar stedelijke gebieden hebben altijd laten zien dat ze beschikken over een buitengewoon vermogen om zich te herstellen, ook van pandemieën en plagen. Zelfs in de slechtste omstandigheden blijven grote, middelgrote en kleinere steden de meest gewilde plekken om te wonen, te werken en te spelen, en stadsbewoners zijn gemiddeld gezonder en welvarender dan hun tegenhangers op het platteland. Het is onwaarschijnlijk dat dit zal veranderen, ondanks de versnelling van het werken op afstand.

Steden zullen plekken voor innovatie, experiment en uitvindingen blijven. Nu veel landen geconfronteerd worden met de tweede golf van COVID-19 (of nog steeds vastzitten in de eerste), zijn burgemeesters hun strategieën aan het heroverwegen om de betaalbaarheid te verbeteren, de reinheid te bevorderen, stabiele aanbodketens te verzekeren, zelf energie te produceren en de files te verminderen. Juist omdat steden te maken hebben met enorme financiële tekortkomingen en toenemende risicoʼs, zullen ze gebruik moeten maken van hun exceptionele creativiteit om meer met minder te kunnen doen. In plaats van een existentiële bedreiging voor steden te zijn zou COVID-19 kunnen leiden tot een geavanceerder en inclusiever urbanisme in sommige delen van de wereld.

Op een of andere manier ligt onze toekomst in steden. Dit is de reden dat het World Economic Forum zijn initiatief van de Great Reset (de Grote Herschikking) op stedelijke hubs richt, en dat secretaris-generaal António Guterres van de Verenigde Naties veerkrachtige en inclusieve steden centraal heeft gesteld bij het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen. Voor stedelijke leiders is het de opdracht om te investeren in micro-mobiliteit en het aanleggen van voetgangerszones, terwijl ze nieuwe vormen van stedelijk design moeten beproeven, inclusief het herinrichten van gebouwen en publieke ruimtes met gezondere, duurzamer alternatieven. De pandemie heeft ons laten zien dat voor het garanderen van een gezonde bevolking een herinrichting van de samenleving nodig zal zijn. Steden zijn de plekken waar dit proces van start zal moeten gaan.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/vU5A0OCnl