ewilkinson1_ Carl CourtGetty Images_maldives Carl Court/Getty Images

Kredietbeoordelingen en klimaatchaos

NEW YORK – De zonovergoten koraaleilanden en riffen van de Malediven verkeren in levensgevaar. Omdat tachtig procent van de bevolking van het land slechts één meter boven de zeespiegel woont, kunnen veel eilanden onbewoonbaar worden als de klimaatverandering het oceaanniveau doet stijgen. Tegen het einde van deze eeuw zouden een half miljoen mensen ontheemd kunnen zijn. De Malediven pakken deze dreiging aan met een reeks innovatieve aanpassingsinitiatieven, van het herstel van de koraalriffen tot drijvende zonne-energiesystemen. Maar overleven is niet goedkoop.

De Malediven halen een groot deel van hun inkomsten uit het toerisme. Daarom werd het land net als veel andere landen hard getroffen door de COVID-19-pandemie, die veel mondiaal reizen tot stilstand bracht. Maar in 2021, toen de beperkingen werden versoepeld, zorgde een krachtige opleving van het toerisme voor een robuust economisch herstel op de Malediven, met de belofte van een terugkeer naar de groei van vóór de pandemie in 2023.

Dat herstel werd echter onderbroken door twee opeenvolgende verlagingen van de kredietwaardigheid – eerst door Moody’s en daarna door Fitch – waardoor de financieringskosten sterk stegen. De jongste obligaties, die de Malediven in 2021 uitgaven, hadden een couponrente van 9,875 procent en een rendement van 10,5 procent. Sindsdien is het rendement op obligaties gestegen tot ruim twintig procent – een weerspiegeling van de perceptie van beleggers van een hoger risico. Als gevolg daarvan zijn de Malediven feitelijk buitengesloten van de internationale markten. Sinds 2021 heeft het land geen obligaties meer uitgegeven ter financiering van zijn ontwikkelingsprogramma’s.

De Malediven zijn niet de enige. Tijdens de pandemie kregen elf van de zestien kleine eilandstaten in ontwikkeling – die bijzonder kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering – te maken met een downgrade of een negatief vooruitzicht voor hun kredietwaardigheid door ten minste een van de drie grote ratingbureaus: Moody’s, Fitch en Standard & Poor’s. Dit is rampzalig voor de economische ontwikkeling en klimaatadaptatie.

Het gebruik van kredietratings als ultieme maatstaf voor de kredietwaardigheid van een land wordt al lang gezien als een bedreiging voor de financiële stabiliteit, vooral in het Mondiale Zuiden. Verlagingen van de kredietwaardigheid hebben een enorme impact en leiden tot uitverkopen en marktvolatiliteit, precies op het moment dat landen zich dat het minst kunnen veroorloven. Toch is de kredietbeoordelingsindustrie zelf niet transparant of competitief.

Uit een recent onderzoek van UNDESA bleek dat tijdens de pandemie de kredietratings van opkomende markten en ontwikkelingseconomieën in totaal met 125 notches zijn verlaagd, terwijl die van geavanceerde economieën – die zowel sneller krompen als sneller schulden opbouwden – met slechts zes notches werden verlaagd. Dit is waarschijnlijk deels te wijten aan het feit dat de drie grote ratingbureaus grotendeels in het Mondiale Noorden gevestigd en gereguleerd zijn.

SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions
PS_Sales_Spring_1333x1000_V1

SPRING SALE: Save 40% on all new Digital or Digital Plus subscriptions

Subscribe now to gain greater access to Project Syndicate – including every commentary and our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – starting at just $49.99.

Subscribe Now

Bovendien worden ratingbesluiten vaak bepaald door ideologische vooroordelen – zoals de overtuiging dat overheidsingrijpen in de economie automatisch de groei en efficiëntie ondermijnt – in plaats van door de factoren die van belang zijn voor de houdbaarheid van de schuld: de economische en sociale ontwikkeling, en de klimaatbestendigheid. Kredietbeoordelingen van soevereine staten houden indirect rekening met klimaatgerelateerde risico’s, via scores op het gebied van milieu, maatschappij en bestuur (ESG), maar inspanningen om de klimaatbestendigheid op te bouwen worden genegeerd, ondanks hun belangrijke implicaties voor de houdbaarheid van de schuld.

De kleine insulaire ontwikkelingslanden behoren tot de landen met de hoogste schuldenlasten ter wereld: de verhouding tussen de staatsschuld en het bbp bedroeg er in 2020 gemiddeld 82,5 procent en zal tot 2025 boven de 70 procent blijven. De klimaatverandering is hier een belangrijke oorzaak van. Zoals blijkt uit een studie van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties uit 2018 heeft de kwetsbaarheid voor de klimaatverandering de gemiddelde kosten van de schulden voor een dwarsdoorsnede van ontwikkelingseconomieën de afgelopen tien jaar met 117 basispunten verhoogd, waardoor ze veertig miljard dollar aan extra rentelasten moesten betalen. Sommigen hebben voorspeld dat deze lasten de komende tien jaar met 146-168 miljard dollar zullen toenemen.

Dit zou rampzalig zijn voor de kleine eilandstaten in ontwikkeling. Als deze landen (letterlijk) boven water willen blijven, moeten ze kunnen investeren in de bouwstenen van duurzame groei en ontwikkeling: mensen, infrastructuur, energie en voedselzekerheid. Maar de kosten om hun schulden af te betalen zijn nu al enorm – veel hoger dan de beperkte klimaatfinanciering die door mondiale overeenkomsten wordt geleverd. Van 2016 tot 2020 ontvingen de kleine insulaire ontwikkelingslanden 9,42 miljard dollar aan ontwikkelings- en klimaatfinanciering om hun veerkracht te versterken en betaalden ze 26,6 miljard dollar aan externe schuldeisers.

Tot overmaat van ramp hebben de kleine insulaire ontwikkelingslanden weinig mogelijkheden om hun schulden te herstructureren, niet in het minst door ratingverlagingen. Met name landen die deelnemen aan het Common Framework for Debt Treatments van de G20, naast het Debt Service Suspension Initiative, worden geconfronteerd met de dreiging van een downgrade. Het is dan ook niet verwonderlijk dat tot nu toe slechts drie landen die hiervoor in aanmerking komen, een aanvraag hebben ingediend voor verlichting in het kader van het Common Framework. Het verlagen van de rating van landen terwijl ze proberen opnieuw te onderhandelen over hun schulden – waarvan bijna de helft in handen is van particuliere obligatiehouders – is een vernietigende klap, omdat het de toch al hoge barrières tussen deze landen en de internationale kredietmarkten vergroot.

Veilige, welvarende, klimaatbestendige staten zijn duidelijk beter voor de rest van de wereld – met inbegrip van particuliere schuldeisers en landen met een geavanceerde economie – dan instabiele, door schulden geteisterde landen die te kampen hebben met grote menselijke en ecologische ontwrichting en verliezen. Als kredietratings een marktbarometer willen blijven, dan moeten ze transparant, eerlijk en constructief worden.

Daarom heeft het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN terecht opgeroepen tot het opschorten van kredietratings tijdens crises. Ratingbureaus zouden ook de publicatie van beoordelingen moeten opschorten tijdens perioden van onrust, om de markten de kans te geven zich aan te passen aan veranderende fundamentals.

De ideologische vooroordelen en het gebrek aan transparantie van ratingbureaus kunnen worden aangepakt door ze te decentraliseren of door regionale of multilaterale ratingbureaus op te richten. Tot slot moeten ratingbureaus richtlijnen delen over hoe klimaatrisico’s en aanpassingsinspanningen in hun methodologieën passen, vooral als het gaat om het beoordelen van staten.

Net zoals het kredietratingsysteem in de Verenigde Staten na de wereldwijde financiële crisis van 2008 werd hervormd via de Dodd-Frank Act, moeten ratingbureaus worden verbeterd als antwoord op de uitdagingen waarmee kleine insulaire ontwikkelingslanden nu worden geconfronteerd. Deze landen worden geteisterd door branden en overstromingen die verband houden met een klimaatcrisis die ze niet zelf hebben veroorzaakt, en verdienen onze steun in plaats van straf.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/aXzG1WLnl