dey1_Luke DrayGetty Images_smallholder farmer Luke Dray/Getty Images

Een wereld zonder honger is nog steeds mogelijk

WASHINGTON, DC – Dit jaar zijn we het halverwege de implementatie van de Sustainable Development Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen, kortweg SDG’s), de ambitieuze reeks wereldwijde doelstellingen die in 2015 door de Verenigde Naties werden geïntroduceerd. Deze zeventien doelen, bedacht om de meest dringende uitdagingen van vandaag aan te pakken en de wereld op weg te helpen naar duurzaamheid, zijn erop gericht om tegen 2030 de armoede te verminderen, de toegang tot gezondheidszorg en onderwijs te verbeteren en de ergste gevolgen van de klimaatverandering te beperken. Maar als het aankomt op het bereiken van de cruciale doelstelling om de voedselonzekerheid uit te roeien, is veel van de vooruitgang die het afgelopen decennium is geboekt ongedaan gemaakt.

Toen de SDG’s werden gelanceerd, leek het doel om de voedselonzekerheid en ondervoeding wereldwijd binnen vijftien jaar uit te bannen ambitieus, maar binnen handbereik. Op dat moment was de honger al ruim twee decennia aan het afnemen, grotendeels dankzij de stijgende landbouwproductiviteit en wereldwijde economische groei.

De afgelopen jaren is de wereld echter getroffen door een reeks elkaar versterkende crises, van de COVID-19-pandemie en de voortdurende oorlog in Oekraïne tot extreme weersomstandigheden als gevolg van de klimaatverandering. Daardoor is de honger wereldwijd toegenomen, waarbij de armste mensen ter wereld het meest te lijden hebben.

Volgens een nieuw VN-rapport kampen ongeveer 735 miljoen mensen met voedselonzekerheid, een stijging van 122 miljoen mensen ten opzichte van 2019. Alarmerend is dat zeven landen – Somalië, Afghanistan, Burkina Faso, Haïti, Nigeria, Zuid-Sudan en Jemen – nu op de rand van de hongersnood staan. We slagen er niet alleen niet in om de honger in 2030 tot nul terug te brengen, maar zijn er nog slechter aan toe dan in 2015.

Hoe moeten we nu verder? Om de VN-doelstelling van de uitbanning van de honger te halen, moeten we eerst inzien wie de meerderheid van de armen in de wereld vormen en begrijpen waar het grootste deel van hun voedsel vandaan komt. Het antwoord op beide vragen is verrassend eenvoudig.

De overgrote meerderheid van de armste mensen ter wereld bestaat uit de kleine boeren die ook het meeste voedsel produceren dat in veel ontwikkelingslanden wordt geconsumeerd. Deze boeren zijn hard getroffen door de schokken van de afgelopen jaren, naast de systemische problemen die hen gevangen houden in armoede en voedselonzekerheid. Toch ligt er een kans in de huidige crisis. Door kleine boerenbedrijven te steunen kan de internationale gemeenschap aanzienlijke vooruitgang boeken in het beëindigen van de honger in de wereld.

Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
PS_Quarterly_Q3-24_1333x1000_No-Text

Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible

The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.

Subscribe Now

Regeringen en internationale instellingen kunnen kleine boerenbedrijven op verschillende manieren helpen en een einde maken aan de wereldwijde voedselonzekerheid. In de eerste plaats hebben de meeste kleine boerenbedrijven in de ontwikkelingslanden een onevenredig lage opbrengst in vergelijking met hun tegenhangers in de ontwikkelde landen, grotendeels omdat ze niet beschikken over basisproducten zoals verbeterde zaden en organische meststoffen. Dit is vooral duidelijk in Afrika bezuiden de Sahara, waar de opbrengsten van basisvoedselgewassen aanzienlijk lager zijn dan de mondiale gemiddelden. Het verbeteren van de toegang tot landbouwproductiemiddelen van hoge kwaliteit, vooral die welke boeren helpen om zich aan te passen aan de klimaatverandering, zou de voedselzekerheid dus aanzienlijk kunnen verbeteren.

In de tweede plaats verhindert het gebrek aan toegang tot krediet de meeste kleine boeren om verbeterde landbouwinputs te kopen of om in hun boerderijen te investeren. Meer wereldwijde steun voor programma’s die deze boeren voorzien van financiering zou helpen.

In de derde plaats oogsten kleine boeren hun gewassen meestal één of twee keer per jaar. Dit betekent dat voedsel maandenlang moet worden opgeslagen om de voorraad tot de volgende oogst op peil te houden. Door de beperkte toegang tot de juiste opslagtechnologie worden basisvoedselgranen vaak blootgesteld aan schade door insecten, schimmels en ander ongedierte, wat bijdraagt aan verliezen na de oogst en tot honger in de huishoudens leidt. Deze kleine boerenbedrijven hebben meer toegang nodig tot geavanceerde opslagmogelijkheden, zoals goedkope, hermetisch afgesloten zakken die gewassen voor langere tijd kunnen bewaren en die het niet nodig maken om opgeslagen granen te behandelen met potentieel schadelijke insecticiden.

Tot slot moeten kleine boeren betere toegang krijgen tot levensvatbare markten voor hun gewassen, zodat ze meer kunnen doen dan alleen voorzien in hun eigen levensonderhoud en een duurzaam bestaan kunnen opbouwen. De internationale gemeenschap moet samen met actoren uit de publieke en private sector meer doen om de lokale capaciteit te versterken en investeringen in agrarische waardeketens aan te moedigen. Dit zou meer kleine boeren in staat stellen om duurzame bedrijven te ontwikkelen.

Ondanks de enorme uitdagingen die voor ons liggen, blijft het uitbannen van de honger een haalbare doelstelling. In september zullen de wereldleiders die de Algemene Vergadering van de VN bijwonen de vooruitgang evalueren die is geboekt bij het behalen van de SDG’s. Als we een wereld zonder honger willen creëren, moet het ondersteunen van de landbouw en de kleine boeren bovenaan de agenda staan.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/4fm6IYanl