NEW YORK – Een groep van 22 financieel noodlijdende landen, waaronder Pakistan en Oekraïne, is de afgelopen jaren uitgegroeid tot de grootste bron van netto-inkomsten voor het Internationaal Monetair Fonds, waarbij de betalingen de bedrijfskosten van het Fonds overstijgen. De instelling die belast is met het leveren van het mondiale publieke goed van een goed functionerend internationaal financieel systeem, vraagt in feite aan landen die nauwelijks in staat zijn hun eigen rekeningen te betalen om de rekening te betalen voor de rest van de wereld.
Deze ongepaste gang van zaken is het gevolg van het toeslagenbeleid van het IMF, dat extra kosten in rekening brengt aan landen die drempels overschrijden wat betreft de hoogte of de duur van hun leningen bij het Fonds. Boetes opleggen aan landen als het door oorlog verscheurde Oekraïne of Pakistan, een lagermiddeninkomensland waarvan twee jaar geleden een derde van het grondgebied onder water kwam te staan door overstromingen, lijkt in strijd met de missie van het IMF: het handhaven van de stabiliteit in het wereldwijde financiële systeem.
Toeslagen garanderen geen terugbetaling en beschermen de financiën van het IMF niet. Het belangrijkste gevolg is dat de schuldenlast toeneemt, juist wanneer landen het zich het minst kunnen veroorloven, wat in strijd is met de grondgedachte van het fonds, dat is opgericht om anticyclische financiering te bieden.
Erger nog, de toeslagen zijn de afgelopen jaren veel zwaarder geworden voor landen met schulden, en dus veel moeilijker te rechtvaardigen. In 2020 betaalden tien landen deze toeslagen aan het IMF; in 2023, door de schok van COVID-19, de oorlog in Oekraïne en de stijgende rentetarieven, was dat aantal gestegen tot 22. En, wat belangrijk is, het basistarief van het IMF steeg van minder dan 1 procent naar bijna 5 procent, waardoor het totale leentarief voor landen die toeslagen betalen steeg tot wel 7,8 procent. Geen wonder dat deze landen moeite hebben om uit de schuldennood te komen. Het is tijd om een einde te maken aan de toeslagen.
Voorstanders van de toeslagen betogen dat de extra kosten debiteuren ontmoedigen om buitensporig veel te lenen van het IMF. Maar dit morele risico-argument gaat voorbij aan het feit dat leningen moeten worden goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het Fonds, die lichtzinnige verzoeken kan afwijzen, en aan het feit dat toeslagen landen afhankelijker maken van het IMF, in plaats van minder.
Het IMF is een preferente schuldeiser, wat betekent dat landen het Fonds eerder moeten terugbetalen dan andere schuldeisers. Door toeslagen op te leggen bovenop wat landen al schuldig zijn, moeten ze meer schaarse buitenlandse valuta gebruiken om het IMF terug te betalen, waardoor hun vermogen om deviezenreserves op te bouwen en weer toegang te krijgen tot de internationale kapitaalmarkten wordt beperkt. Hierdoor hebben veel landen geen andere keuze dan afhankelijk te blijven van leningen van het Fonds om hun eerdere IMF-leningen af te lossen.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Zelfs nog afgezien van de bijzonderheden van de status van het IMF als preferente schuldeiser, zijn toeslagen inherent procyclisch. Externe factoren zoals stijgende rentetarieven, schokken in grondstofprijzen, overgewaardeerde valuta en extreme weersomstandigheden leiden er vaak toe dat landen grote bedragen moeten lenen van het Fonds. Evenzo hangt het vermogen om toegang te krijgen tot de internationale kredietmarkten en het IMF ‘eerder’ terug te betalen grotendeels af van de mondiale financiële omstandigheden, eveneens een externe factor. In een ongunstig internationaal klimaat is het verhogen van de lasten voor landen die lijden onder een schuldencrisis contraproductief voor het doel van het herstel van stabiele groeitrajecten.
Verdedigers van de toeslagen beweren ook dat ze nodig zijn om de financiële buffers van het IMF op te bouwen. Maar afgezien van het voor de hand liggende punt dat het opleggen van de last van het creëren van deze buffers aan noodlijdende landen in strijd is met de missie van het Fonds om de financiële stabiliteit te beschermen, gaat deze logica niet langer op, als ze dat al ooit gedaan heeft.
Dit jaar zal het IMF zijn middellangetermijndoelstelling voor voorzorgssaldi bereiken (waarvan de noodzaak sterk is overdreven, aangezien wanbetalingen door leners uiterst zeldzaam zijn). Zodra dat doel is bereikt, zouden extra heffingen geld onttrekken aan middeninkomenslanden met een hoge schuldenlast om het IMF te laten draaien – waardoor de last voor de rijke landen zou afnemen. Het is verkeerd om deze landen te vragen de mondiale collectieve goederen te financieren die het Fonds levert, vooral in een tijd waarin landen hun investeringen juist zouden moeten opvoeren om te voldoen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties voor 2030 en hun nationaal vastgestelde bijdragen in het kader van het klimaatverdrag van Parijs.
De eenvoudigste en meest effectieve optie zou zijn om de toeslagen helemaal af te schaffen. Als dit politiek onmogelijk blijkt, zouden hervormingen kunnen bestaan uit het aanbrengen van een plafond voor de totale rentelasten (het basistarief plus toeslagen). Het IMF zou dan minder buitensporige lasten opleggen aan landen met schulden, vooral in krappe monetaire omstandigheden, en de toeslagen zouden afnemen naarmate de basisrente van het fonds stijgt.
Andere technische aanpassingen kunnen de last van de toeslagen helpen verminderen. Het IMF zou bijvoorbeeld de drempels voor het opleggen van toeslagen kunnen verhogen en deze in lijn kunnen brengen met de huidige limieten voor ‘uitzonderlijke toegang,’ die aangeven wanneer de situatie van een land als buitengewoon genoeg wordt beschouwd om leningen buiten het standaard IMF-kader toe te staan. Het meetellen van wat een land aan toeslagen betaalt als aflossing op IMF-leningen zou ook een groot verschil maken.
Zelfs als toeslagen ooit zinvol waren als beleid, dan zijn ze dat nu zeker niet meer. De financiën van het IMF zijn robuust; de financiën van landen als Pakistan en Oekraïne zijn dat niet. Landen dwingen om hoge toeslagen te betalen maakt hun last alleen maar zwaarder. Dat is geen manier om de wereldeconomie te beschermen of de instelling te financieren die belast is met de wereldwijde financiële stabiliteit.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
While the Democrats have won some recent elections with support from Silicon Valley, minorities, trade unions, and professionals in large cities, this coalition was never sustainable. The party has become culturally disconnected from, and disdainful of, precisely the voters it needs to win.
thinks Kamala Harris lost because her party has ceased to be the political home of American workers.
This year’s many elections, not least the heated US presidential race, have drawn attention away from the United Nations Climate Change Conference (COP29) in Baku. But global leaders must continue to focus on combating the climate crisis and accelerating the green transition both in developed and developing economies.
foresees multilateral development banks continuing to play a critical role in financing the green transition.
NEW YORK – Een groep van 22 financieel noodlijdende landen, waaronder Pakistan en Oekraïne, is de afgelopen jaren uitgegroeid tot de grootste bron van netto-inkomsten voor het Internationaal Monetair Fonds, waarbij de betalingen de bedrijfskosten van het Fonds overstijgen. De instelling die belast is met het leveren van het mondiale publieke goed van een goed functionerend internationaal financieel systeem, vraagt in feite aan landen die nauwelijks in staat zijn hun eigen rekeningen te betalen om de rekening te betalen voor de rest van de wereld.
Deze ongepaste gang van zaken is het gevolg van het toeslagenbeleid van het IMF, dat extra kosten in rekening brengt aan landen die drempels overschrijden wat betreft de hoogte of de duur van hun leningen bij het Fonds. Boetes opleggen aan landen als het door oorlog verscheurde Oekraïne of Pakistan, een lagermiddeninkomensland waarvan twee jaar geleden een derde van het grondgebied onder water kwam te staan door overstromingen, lijkt in strijd met de missie van het IMF: het handhaven van de stabiliteit in het wereldwijde financiële systeem.
Toeslagen garanderen geen terugbetaling en beschermen de financiën van het IMF niet. Het belangrijkste gevolg is dat de schuldenlast toeneemt, juist wanneer landen het zich het minst kunnen veroorloven, wat in strijd is met de grondgedachte van het fonds, dat is opgericht om anticyclische financiering te bieden.
Erger nog, de toeslagen zijn de afgelopen jaren veel zwaarder geworden voor landen met schulden, en dus veel moeilijker te rechtvaardigen. In 2020 betaalden tien landen deze toeslagen aan het IMF; in 2023, door de schok van COVID-19, de oorlog in Oekraïne en de stijgende rentetarieven, was dat aantal gestegen tot 22. En, wat belangrijk is, het basistarief van het IMF steeg van minder dan 1 procent naar bijna 5 procent, waardoor het totale leentarief voor landen die toeslagen betalen steeg tot wel 7,8 procent. Geen wonder dat deze landen moeite hebben om uit de schuldennood te komen. Het is tijd om een einde te maken aan de toeslagen.
Voorstanders van de toeslagen betogen dat de extra kosten debiteuren ontmoedigen om buitensporig veel te lenen van het IMF. Maar dit morele risico-argument gaat voorbij aan het feit dat leningen moeten worden goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het Fonds, die lichtzinnige verzoeken kan afwijzen, en aan het feit dat toeslagen landen afhankelijker maken van het IMF, in plaats van minder.
Het IMF is een preferente schuldeiser, wat betekent dat landen het Fonds eerder moeten terugbetalen dan andere schuldeisers. Door toeslagen op te leggen bovenop wat landen al schuldig zijn, moeten ze meer schaarse buitenlandse valuta gebruiken om het IMF terug te betalen, waardoor hun vermogen om deviezenreserves op te bouwen en weer toegang te krijgen tot de internationale kapitaalmarkten wordt beperkt. Hierdoor hebben veel landen geen andere keuze dan afhankelijk te blijven van leningen van het Fonds om hun eerdere IMF-leningen af te lossen.
Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
Zelfs nog afgezien van de bijzonderheden van de status van het IMF als preferente schuldeiser, zijn toeslagen inherent procyclisch. Externe factoren zoals stijgende rentetarieven, schokken in grondstofprijzen, overgewaardeerde valuta en extreme weersomstandigheden leiden er vaak toe dat landen grote bedragen moeten lenen van het Fonds. Evenzo hangt het vermogen om toegang te krijgen tot de internationale kredietmarkten en het IMF ‘eerder’ terug te betalen grotendeels af van de mondiale financiële omstandigheden, eveneens een externe factor. In een ongunstig internationaal klimaat is het verhogen van de lasten voor landen die lijden onder een schuldencrisis contraproductief voor het doel van het herstel van stabiele groeitrajecten.
Verdedigers van de toeslagen beweren ook dat ze nodig zijn om de financiële buffers van het IMF op te bouwen. Maar afgezien van het voor de hand liggende punt dat het opleggen van de last van het creëren van deze buffers aan noodlijdende landen in strijd is met de missie van het Fonds om de financiële stabiliteit te beschermen, gaat deze logica niet langer op, als ze dat al ooit gedaan heeft.
Dit jaar zal het IMF zijn middellangetermijndoelstelling voor voorzorgssaldi bereiken (waarvan de noodzaak sterk is overdreven, aangezien wanbetalingen door leners uiterst zeldzaam zijn). Zodra dat doel is bereikt, zouden extra heffingen geld onttrekken aan middeninkomenslanden met een hoge schuldenlast om het IMF te laten draaien – waardoor de last voor de rijke landen zou afnemen. Het is verkeerd om deze landen te vragen de mondiale collectieve goederen te financieren die het Fonds levert, vooral in een tijd waarin landen hun investeringen juist zouden moeten opvoeren om te voldoen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties voor 2030 en hun nationaal vastgestelde bijdragen in het kader van het klimaatverdrag van Parijs.
De onlangs gestarte herziening van het toeslagenbeleid van het IMF biedt een kans om een kapot systeem te repareren. Het Fonds zou moeten luisteren naar degenen die oproepen tot hervorming van de toeslagen, onder wie premier Mia Amor Mottley van Barbados, de G24-groep van ontwikkelingslanden en diverse wetgevers in de Verenigde Staten.
De eenvoudigste en meest effectieve optie zou zijn om de toeslagen helemaal af te schaffen. Als dit politiek onmogelijk blijkt, zouden hervormingen kunnen bestaan uit het aanbrengen van een plafond voor de totale rentelasten (het basistarief plus toeslagen). Het IMF zou dan minder buitensporige lasten opleggen aan landen met schulden, vooral in krappe monetaire omstandigheden, en de toeslagen zouden afnemen naarmate de basisrente van het fonds stijgt.
Andere technische aanpassingen kunnen de last van de toeslagen helpen verminderen. Het IMF zou bijvoorbeeld de drempels voor het opleggen van toeslagen kunnen verhogen en deze in lijn kunnen brengen met de huidige limieten voor ‘uitzonderlijke toegang,’ die aangeven wanneer de situatie van een land als buitengewoon genoeg wordt beschouwd om leningen buiten het standaard IMF-kader toe te staan. Het meetellen van wat een land aan toeslagen betaalt als aflossing op IMF-leningen zou ook een groot verschil maken.
Zelfs als toeslagen ooit zinvol waren als beleid, dan zijn ze dat nu zeker niet meer. De financiën van het IMF zijn robuust; de financiën van landen als Pakistan en Oekraïne zijn dat niet. Landen dwingen om hoge toeslagen te betalen maakt hun last alleen maar zwaarder. Dat is geen manier om de wereldeconomie te beschermen of de instelling te financieren die belast is met de wereldwijde financiële stabiliteit.
Vertaling: Menno Grootveld