BERLIJN – Een recent rapport van Goldman Sachs komt tot een verrassende conclusie: de afgelopen acht jaar hebben de financiële markten de kapitaalkosten voor grote langetermijninvesteringen met een hoog koolstofgehalte, in sectoren zoals offshore-olie en vloeibaar aardgas, verhoogd. Voor hernieuwbare-energieprojecten is de ʻhurdle rateʼ – het minimumrendement dat beleggers eisen – echter gedaald. Het verschil is aanzienlijk en vertaalt zich in een impliciete koolstofprijs van ongeveer 80 dollar per ton koolstofdioxide voor nieuwe olieontwikkelingen en 40 dollar per ton CO2 voor LNG-projecten.
De kapitaalmarkten lijken eindelijk te beseffen dat voor investeringen met een hoge koolstofuitstoot een aanzienlijke risicopremie moet worden betaald. Dit inzicht is niet spontaan ontstaan. Het is het resultaat van vele jaren diepgaand onderzoek, gerichte analyses door groepen als Carbon Tracker en het Institute for Energy Economics and Financial Analysis, druk van beleggersallianties, harde campagnes van ngoʼs en desinvesteringsbeslissingen van stichtingen, kerken, universiteiten en pensioenfondsen.
De verschuiving in het sentiment op de kapitaalmarkten is versterkt door politieke actie. Op de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP26), die vorige maand in Glasgow plaatsvond, hebben bijna veertig landen en instellingen toegezegd de overheidsfinanciering voor olie-, gas- en steenkoolprojecten in het buitenland stop te zetten. Daarnaast hebben Denemarken en Costa Rica het voortouw genomen in een groep van twaalf landen en regioʼs die de Beyond Oil and Gas Alliance hebben opgericht.
Hoewel deze inspanningen nog onvolledig en ontoereikend zijn, moeten ze worden verwelkomd als een teken dat de geldstromen zich nu beginnen af te stemmen op de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs uit 2015, zoals voorgeschreven door artikel 2, lid 1, onder c) van dat verdrag. Maar de impliciete koolstofprijs die tot dusver door de kapitaalmarkten wordt geëist, heeft alleen betrekking op de aanbodzijde: de olie-, gas- en steenkoolvelden, raffinaderijen en vervoersinfrastructuur die fossiele brandstoffen in de wereldeconomie brengen.
Helaas is er aan de vraagzijde voor kolen, olie en gas geen vergelijkbare vooruitgang geboekt. Ondanks veel gepraat over een groen herstel na de COVID-19-crisis, zijn de enorme stimuleringsprogrammaʼs van de overheden er grotendeels niet in geslaagd een onderscheid te maken tussen groene en vervuilende economische activiteit, en hebben ze de wereldeconomie dus gestabiliseerd op het oude groeipad.
Bovendien hebben deze interventies een aanzienlijke consumentenvraag gecreëerd nu de economie weer aantrekt. Bewegingsprofielen wijzen op een hernieuwd autogebruik en vliegreizen, terwijl energie-intensieve industrieën zoals cement, staal, kunststoffen en chemicaliën de vraag naar elektriciteit, gas en steenkool weer aanwakkeren. Veelbetekenend is dat Chinaʼs economische stimulans veel te veel gericht is geweest op de zeer koolstofintensieve bouwsector, in plaats van op de langverwachte heroriëntering van het groeimodel van het land in lijn met zijn klimaatdoelstellingen.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
De huidige sterke stijging van de energieprijzen voor fossiele brandstoffen is het gevolg van een veelheid van zeer eigenaardige factoren. De huidige situatie zou echter wel eens een voorbode kunnen zijn van een toekomst waarin een gebrek aan evenwicht tussen het klimaatbeleid aan de vraag- en aanbodzijde tot aanzienlijke prijsschommelingen leidt.
Lobbyisten voor koolwaterstoffen hebben de recente opleving van de energieprijzen voor fossiele brandstoffen snel aangegrepen om te pleiten voor hernieuwde overheidsfinanciering en -subsidies, en een gunstige regelgeving voor de investeringen van hun cliënten. In wezen roepen zij de overheden op om de producenten van fossiele brandstoffen te helpen op een moment dat particulier kapitaal terecht terugschrikt voor de klimaatrisicoʼs en zich langzaam terugtrekt uit de sector.
Inspanningen om de energieschaarste te verlichten kunnen en moeten worden afgestemd op het oplossen van de klimaatcrisis. Ieder goed geïsoleerd huis, windmolenpark en zonnepaneel vermindert de druk op de gasvoorziening. Steden aantrekkelijk maken om te fietsen en te lopen, en het openbaar vervoer verbeteren, is niet alleen goed voor de volksgezondheid en de veiligheid; het is ook een investering om ons af te helpen van de olie die onze portemonnee belast en onze planeet vernietigt.
Door de vraag naar plastic verpakkingen voor eenmalig gebruik terug te dringen, zal ook de vraag naar fossiele brandstoffen voor de petrochemische industrie afnemen. En innovaties zoals vliegende taxiʼs, supersonische vluchten en ruimtevaart, die alleen de superrijken ten goede komen en een nieuwe, energieverspillende vraag creëren, kunnen makkelijk worden beperkt of zelfs worden verboden voordat ze op grote schaal worden ingevoerd.
In plaats van het koolstofbeleid aan de aanbodzijde te versoepelen, zoals sommige kortzichtige stemmen bepleiten, moeten we – zelfs in periodes van hoge energieprijzen – ons oog op het hoofddoel gericht houden. Dit betekent dat we ons moeten richten op de onvermijdelijke, goed beheerde afbouw van kolen, olie en gas, en de vervanging daarvan door duurzame, schone energie. Op de korte termijn zijn de beste remedies tegen hoge energieprijzen vraagbeperkende maatregelen, zoals de snelheidsbeperkingen die sommige westerse regeringen instelden na de oliecrisis van de jaren zeventig.
Kortom, een rechtvaardige transitie, weg van het gebruik van fossiele brandstoffen, vereist dat we ʻmet beide einden van de schaar knippen.ʼ Zoals het VN-milieuprogramma in twee pre-COP26-rapporten heeft benadrukt, betekent dit dat de enorme hiaten in de klimaatmaatregelen aan zowel de vraag- als de aanbodzijde tegelijkertijd moeten worden opgevuld.
Ondanks de hoognodige vooruitgang in de richting van een passende prijsstelling voor koolstofrijke investeringen, zijn deze hiaten nog steeds veel te groot. Alleen door ze snel en gelijktijdig te dichten, kunnen we een catastrofale ontwrichting van het klimaat voorkomen en de economische ramp afwenden die het gevolg zou kunnen zijn van enorme schommelingen in de energieprijzen en van omvangrijke, vastgelopen activa uit fossiele brandstoffen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
At the end of a year of domestic and international upheaval, Project Syndicate commentators share their favorite books from the past 12 months. Covering a wide array of genres and disciplines, this year’s picks provide fresh perspectives on the defining challenges of our time and how to confront them.
ask Project Syndicate contributors to select the books that resonated with them the most over the past year.
BERLIJN – Een recent rapport van Goldman Sachs komt tot een verrassende conclusie: de afgelopen acht jaar hebben de financiële markten de kapitaalkosten voor grote langetermijninvesteringen met een hoog koolstofgehalte, in sectoren zoals offshore-olie en vloeibaar aardgas, verhoogd. Voor hernieuwbare-energieprojecten is de ʻhurdle rateʼ – het minimumrendement dat beleggers eisen – echter gedaald. Het verschil is aanzienlijk en vertaalt zich in een impliciete koolstofprijs van ongeveer 80 dollar per ton koolstofdioxide voor nieuwe olieontwikkelingen en 40 dollar per ton CO2 voor LNG-projecten.
De kapitaalmarkten lijken eindelijk te beseffen dat voor investeringen met een hoge koolstofuitstoot een aanzienlijke risicopremie moet worden betaald. Dit inzicht is niet spontaan ontstaan. Het is het resultaat van vele jaren diepgaand onderzoek, gerichte analyses door groepen als Carbon Tracker en het Institute for Energy Economics and Financial Analysis, druk van beleggersallianties, harde campagnes van ngoʼs en desinvesteringsbeslissingen van stichtingen, kerken, universiteiten en pensioenfondsen.
De verschuiving in het sentiment op de kapitaalmarkten is versterkt door politieke actie. Op de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP26), die vorige maand in Glasgow plaatsvond, hebben bijna veertig landen en instellingen toegezegd de overheidsfinanciering voor olie-, gas- en steenkoolprojecten in het buitenland stop te zetten. Daarnaast hebben Denemarken en Costa Rica het voortouw genomen in een groep van twaalf landen en regioʼs die de Beyond Oil and Gas Alliance hebben opgericht.
Hoewel deze inspanningen nog onvolledig en ontoereikend zijn, moeten ze worden verwelkomd als een teken dat de geldstromen zich nu beginnen af te stemmen op de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs uit 2015, zoals voorgeschreven door artikel 2, lid 1, onder c) van dat verdrag. Maar de impliciete koolstofprijs die tot dusver door de kapitaalmarkten wordt geëist, heeft alleen betrekking op de aanbodzijde: de olie-, gas- en steenkoolvelden, raffinaderijen en vervoersinfrastructuur die fossiele brandstoffen in de wereldeconomie brengen.
Helaas is er aan de vraagzijde voor kolen, olie en gas geen vergelijkbare vooruitgang geboekt. Ondanks veel gepraat over een groen herstel na de COVID-19-crisis, zijn de enorme stimuleringsprogrammaʼs van de overheden er grotendeels niet in geslaagd een onderscheid te maken tussen groene en vervuilende economische activiteit, en hebben ze de wereldeconomie dus gestabiliseerd op het oude groeipad.
Bovendien hebben deze interventies een aanzienlijke consumentenvraag gecreëerd nu de economie weer aantrekt. Bewegingsprofielen wijzen op een hernieuwd autogebruik en vliegreizen, terwijl energie-intensieve industrieën zoals cement, staal, kunststoffen en chemicaliën de vraag naar elektriciteit, gas en steenkool weer aanwakkeren. Veelbetekenend is dat Chinaʼs economische stimulans veel te veel gericht is geweest op de zeer koolstofintensieve bouwsector, in plaats van op de langverwachte heroriëntering van het groeimodel van het land in lijn met zijn klimaatdoelstellingen.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
De huidige sterke stijging van de energieprijzen voor fossiele brandstoffen is het gevolg van een veelheid van zeer eigenaardige factoren. De huidige situatie zou echter wel eens een voorbode kunnen zijn van een toekomst waarin een gebrek aan evenwicht tussen het klimaatbeleid aan de vraag- en aanbodzijde tot aanzienlijke prijsschommelingen leidt.
Lobbyisten voor koolwaterstoffen hebben de recente opleving van de energieprijzen voor fossiele brandstoffen snel aangegrepen om te pleiten voor hernieuwde overheidsfinanciering en -subsidies, en een gunstige regelgeving voor de investeringen van hun cliënten. In wezen roepen zij de overheden op om de producenten van fossiele brandstoffen te helpen op een moment dat particulier kapitaal terecht terugschrikt voor de klimaatrisicoʼs en zich langzaam terugtrekt uit de sector.
Inspanningen om de energieschaarste te verlichten kunnen en moeten worden afgestemd op het oplossen van de klimaatcrisis. Ieder goed geïsoleerd huis, windmolenpark en zonnepaneel vermindert de druk op de gasvoorziening. Steden aantrekkelijk maken om te fietsen en te lopen, en het openbaar vervoer verbeteren, is niet alleen goed voor de volksgezondheid en de veiligheid; het is ook een investering om ons af te helpen van de olie die onze portemonnee belast en onze planeet vernietigt.
Door de vraag naar plastic verpakkingen voor eenmalig gebruik terug te dringen, zal ook de vraag naar fossiele brandstoffen voor de petrochemische industrie afnemen. En innovaties zoals vliegende taxiʼs, supersonische vluchten en ruimtevaart, die alleen de superrijken ten goede komen en een nieuwe, energieverspillende vraag creëren, kunnen makkelijk worden beperkt of zelfs worden verboden voordat ze op grote schaal worden ingevoerd.
In plaats van het koolstofbeleid aan de aanbodzijde te versoepelen, zoals sommige kortzichtige stemmen bepleiten, moeten we – zelfs in periodes van hoge energieprijzen – ons oog op het hoofddoel gericht houden. Dit betekent dat we ons moeten richten op de onvermijdelijke, goed beheerde afbouw van kolen, olie en gas, en de vervanging daarvan door duurzame, schone energie. Op de korte termijn zijn de beste remedies tegen hoge energieprijzen vraagbeperkende maatregelen, zoals de snelheidsbeperkingen die sommige westerse regeringen instelden na de oliecrisis van de jaren zeventig.
Kortom, een rechtvaardige transitie, weg van het gebruik van fossiele brandstoffen, vereist dat we ʻmet beide einden van de schaar knippen.ʼ Zoals het VN-milieuprogramma in twee pre-COP26-rapporten heeft benadrukt, betekent dit dat de enorme hiaten in de klimaatmaatregelen aan zowel de vraag- als de aanbodzijde tegelijkertijd moeten worden opgevuld.
Ondanks de hoognodige vooruitgang in de richting van een passende prijsstelling voor koolstofrijke investeringen, zijn deze hiaten nog steeds veel te groot. Alleen door ze snel en gelijktijdig te dichten, kunnen we een catastrofale ontwrichting van het klimaat voorkomen en de economische ramp afwenden die het gevolg zou kunnen zijn van enorme schommelingen in de energieprijzen en van omvangrijke, vastgelopen activa uit fossiele brandstoffen.
Vertaling: Menno Grootveld