ABIDJAN – Als je op zoek bent naar ruzie in West-Afrika, probeer dan eens te vragen welk land de beste jollof serveert. Terwijl Senegalezen kunnen beweren dat zij het populaire gerecht op basis van rijst hebben uitgevonden, zullen Nigerianen, Ghanezen en anderen in de regio hun eigen recepten fel verdedigen als de lekkerste. Maar één ding staat niet ter discussie: veel van de rijst die tegenwoordig in jollof wordt gebruikt, wordt niet verbouwd door West-Afrikaanse boeren, maar in India, Thailand en Vietnam.
Rijst wordt al ruim drieduizend jaar verbouwd in Afrika en wordt nu verbouwd door ruim vijfendertig miljoen boeren in veertig landen in de hele regio. Na maïs is het Afrika’s belangrijkste basisvoedsel. Aziatische rijst neemt echter ruim veertig procent van de consumptie in de regio voor zijn rekening, waardoor Afrika ’s werelds grootste importmarkt voor het graan is. Hoewel de vallei van de Senegalrivier een van de vroegste rijstcentra ter wereld was, hebben de Senegalese boeren het nu moeilijk om in de stedelijke centra van het land te concurreren met de import uit India.
Deze ontwikkeling is symptomatisch voor een breder verlies aan zelfredzaamheid op voedselgebied in Afrika, als gevolg van de bevolkingsgroei, de verstedelijking en de toenemende vraag naar voedsel van een groeiende middenklasse. Hoewel kleine boerenbedrijven nog steeds goed zijn voor ruim de helft van de werkgelegenheid op het continent, zijn Afrikaanse boeren uit de lokale markten verdrongen en is de totale rekening voor de invoer van voedsel in de regio gestegen van 7,9 miljard dollar in 1993-1995 naar 43,6 miljard dollar in 2018-2020.
Geen enkele regio kampt met een ernstiger voedselcrisis. Een op de vijf Afrikanen – zo’n 260 miljoen mensen, de meesten op het platteland – lijdt honger. De vooruitgang in de richting van het doel van de Verenigde Naties om tegen 2030 ‘nul honger’ te bereiken is in 2014 gestagneerd en is, na de verstoringen in de aanbodketens als gevolg van de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne, in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. De sterk stijgende rekeningen voor voedselimporten versterken de inflatie in een regio waar voedsel ruim veertig procent van het gemiddelde consumptiepakket uitmaakt. Miljoenen mensen worden tot armoede gedreven.
Net zoals COVID-19 de dringende behoefte van Afrika aan meer zelfvoorziening op het gebied van vaccins onderstreepte, heeft de oorlog in Oekraïne de kwetsbaarheid blootgelegd die gepaard gaat met de afhankelijkheid van voedselimporten. Die kwetsbaarheid is het product van een mislukt ontwikkelingsmodel. Opeenvolgende generaties politieke leiders hebben lippendienst bewezen aan de onafhankelijkheid op voedselgebied, terwijl ze de sluizen hebben opengezet voor de import van ‘goedkoop voedsel,’ dat vaak zwaar gesubsidieerd wordt en beschouwd wordt als een integraal onderdeel van de industrialisatie. De systematische verwaarlozing van de kleinschalige landbouw heeft een vicieuze cirkel in de hand gewerkt die de banden tussen stad en platteland verzwakt, boeren in armoede gevangen houdt en de stedelijke bevolkingen afhankelijk maakt van volatiele wereldmarkten.
Voor de opbouw van een zelfvoorzienend voedselsysteem dat iedereen gezonde en betaalbare voeding kan leveren, is niets minder dan een transformatie van de landbouw nodig. De huidige opbrengsten zijn te laag om aan de groeiende vraag naar voedsel in de regio te voldoen of om veerkrachtigere middelen van bestaan op het platteland te ondersteunen. In Bangladesh produceert een hectare landbouwgrond gemiddeld vijf ton rijst per oogst; dat is ruim het dubbele van Nigeria. Op dezelfde manier is de opbrengst van maïs – het belangrijkste basisvoedsel in oostelijk en zuidelijk Afrika – minder dan de helft van het gemiddelde in Zuidoost-Azië. Bovendien is de opbrengstkloof tussen Afrika en Azië de afgelopen twintig jaar groter geworden.
De klimaatverandering verergert het probleem. We zijn al getuige van meer langdurige en intense droogtes, minder voorspelbare regenval, overstromingen en de klimaatgerelateerde verspreiding van plagen, zoals de plaag van woestijnsprinkhanen die in 2019 de oogst in Oost-Afrika verwoestte. De afhankelijkheid van regenlandbouwsystemen is een risicovermenigvuldiger voor Afrika. Modellen van het International Panel on Climate Change wijzen op potentiële opbrengstverliezen van tien tot dertig procent voor basisvoedingsmiddelen als maïs, sorghum en gierst.
Veel van het beleid en de technologieën die nodig zijn om de opbrengstkloof in Afrika te dichten en de klimaatbedreigingen aan te pakken, zijn bekend. De CGIAR, ’s werelds grootste wereldwijde organisatie voor landbouwonderzoek, heeft zaden met een hoge opbrengst ontwikkeld die bestand zijn tegen het klimaat en tegen plagen, op maat gemaakt voor agro-ecologische omstandigheden in heel Afrika. Ruim twee miljoen kleine boeren verbouwen al droogte-resistente maïsvariëteiten, waardoor hun opbrengst met twintig tot dertig procent toeneemt.
Het African Rice Center heeft ruim tachtig nieuwe rijstvariëteiten geproduceerd. Deze omvatten vroegrijpe zaden die in de hongerperiode vóór de oogst een voedselbron met een hoger eiwitgehalte bieden dan de standaardvariëteiten. De opbrengsten zijn vergelijkbaar met die in Azië. Uit evaluaties blijkt dat boeren – waaronder veel vrouwen – die deze zaden gebruiken, in sommige gevallen hun inkomen verdubbelen. In Senegal maken de nieuwe rijstvariëteiten langzaam het verloren marktaandeel goed, creëren ze nieuwe waardeketens en banen op het platteland – en verdringen ze de importrijst die gebruikt wordt in jollof.
Maar nieuwe zaadtechnologieën kunnen hun volledige potentieel alleen waarmaken als ze deel uitmaken van een geïntegreerde aanpak. Boeren hebben ook toegang nodig tot betaalbaar kapitaal, kunstmest en een productieve infrastructuur op het gebied van irrigatie en energie. Op dit moment worden de Afrikaanse boeren – met name vrouwen – op al deze gebieden slecht geholpen. En hoewel het Comprehensive Africa Agriculture Development Program van de Afrikaanse Unie, dat in 2003 van start ging, een actieplan biedt, is de uitvoering ervan erbarmelijk slecht.
Door zelfredzaamheid op voedselgebied en sociale bescherming met elkaar te verbinden, kunnen win-winscenario’s ontstaan. Zoals de School Meals Coalition aangeeft, kunnen miljoenen Afrikaanse schoolkinderen niet leren door honger. Door hen te voorzien van voedzaam voedsel van lokale producenten zou tegelijkertijd ondervoeding worden bestreden, het leren worden verbeterd en voorspelbare markten voor boeren worden gecreëerd, waardoor de investeringen worden aangetrokken die nodig zijn om de productiviteit te verhogen. De Keniaanse regering heeft al een mijlpaal gezet door te beloven om tegen 2030 universele schoolmaaltijden te verstrekken.
Tijdens een voedseltop in Dakar, Senegal, eerder dit jaar, beloofden de Afrikaanse leiders om meer zelfvoorzienende, veerkrachtige en rechtvaardige voedselsystemen op te bouwen en om de ‘voedselsoevereiniteit’ te herstellen. De boeren in Afrika hebben dergelijke beloften al eerder gehoord, maar laten we hopen dat ze deze keer worden nagekomen.
Vertaling: Menno Grootveld
ABIDJAN – Als je op zoek bent naar ruzie in West-Afrika, probeer dan eens te vragen welk land de beste jollof serveert. Terwijl Senegalezen kunnen beweren dat zij het populaire gerecht op basis van rijst hebben uitgevonden, zullen Nigerianen, Ghanezen en anderen in de regio hun eigen recepten fel verdedigen als de lekkerste. Maar één ding staat niet ter discussie: veel van de rijst die tegenwoordig in jollof wordt gebruikt, wordt niet verbouwd door West-Afrikaanse boeren, maar in India, Thailand en Vietnam.
Rijst wordt al ruim drieduizend jaar verbouwd in Afrika en wordt nu verbouwd door ruim vijfendertig miljoen boeren in veertig landen in de hele regio. Na maïs is het Afrika’s belangrijkste basisvoedsel. Aziatische rijst neemt echter ruim veertig procent van de consumptie in de regio voor zijn rekening, waardoor Afrika ’s werelds grootste importmarkt voor het graan is. Hoewel de vallei van de Senegalrivier een van de vroegste rijstcentra ter wereld was, hebben de Senegalese boeren het nu moeilijk om in de stedelijke centra van het land te concurreren met de import uit India.
Deze ontwikkeling is symptomatisch voor een breder verlies aan zelfredzaamheid op voedselgebied in Afrika, als gevolg van de bevolkingsgroei, de verstedelijking en de toenemende vraag naar voedsel van een groeiende middenklasse. Hoewel kleine boerenbedrijven nog steeds goed zijn voor ruim de helft van de werkgelegenheid op het continent, zijn Afrikaanse boeren uit de lokale markten verdrongen en is de totale rekening voor de invoer van voedsel in de regio gestegen van 7,9 miljard dollar in 1993-1995 naar 43,6 miljard dollar in 2018-2020.
Geen enkele regio kampt met een ernstiger voedselcrisis. Een op de vijf Afrikanen – zo’n 260 miljoen mensen, de meesten op het platteland – lijdt honger. De vooruitgang in de richting van het doel van de Verenigde Naties om tegen 2030 ‘nul honger’ te bereiken is in 2014 gestagneerd en is, na de verstoringen in de aanbodketens als gevolg van de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne, in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. De sterk stijgende rekeningen voor voedselimporten versterken de inflatie in een regio waar voedsel ruim veertig procent van het gemiddelde consumptiepakket uitmaakt. Miljoenen mensen worden tot armoede gedreven.
Net zoals COVID-19 de dringende behoefte van Afrika aan meer zelfvoorziening op het gebied van vaccins onderstreepte, heeft de oorlog in Oekraïne de kwetsbaarheid blootgelegd die gepaard gaat met de afhankelijkheid van voedselimporten. Die kwetsbaarheid is het product van een mislukt ontwikkelingsmodel. Opeenvolgende generaties politieke leiders hebben lippendienst bewezen aan de onafhankelijkheid op voedselgebied, terwijl ze de sluizen hebben opengezet voor de import van ‘goedkoop voedsel,’ dat vaak zwaar gesubsidieerd wordt en beschouwd wordt als een integraal onderdeel van de industrialisatie. De systematische verwaarlozing van de kleinschalige landbouw heeft een vicieuze cirkel in de hand gewerkt die de banden tussen stad en platteland verzwakt, boeren in armoede gevangen houdt en de stedelijke bevolkingen afhankelijk maakt van volatiele wereldmarkten.
Voor de opbouw van een zelfvoorzienend voedselsysteem dat iedereen gezonde en betaalbare voeding kan leveren, is niets minder dan een transformatie van de landbouw nodig. De huidige opbrengsten zijn te laag om aan de groeiende vraag naar voedsel in de regio te voldoen of om veerkrachtigere middelen van bestaan op het platteland te ondersteunen. In Bangladesh produceert een hectare landbouwgrond gemiddeld vijf ton rijst per oogst; dat is ruim het dubbele van Nigeria. Op dezelfde manier is de opbrengst van maïs – het belangrijkste basisvoedsel in oostelijk en zuidelijk Afrika – minder dan de helft van het gemiddelde in Zuidoost-Azië. Bovendien is de opbrengstkloof tussen Afrika en Azië de afgelopen twintig jaar groter geworden.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
De klimaatverandering verergert het probleem. We zijn al getuige van meer langdurige en intense droogtes, minder voorspelbare regenval, overstromingen en de klimaatgerelateerde verspreiding van plagen, zoals de plaag van woestijnsprinkhanen die in 2019 de oogst in Oost-Afrika verwoestte. De afhankelijkheid van regenlandbouwsystemen is een risicovermenigvuldiger voor Afrika. Modellen van het International Panel on Climate Change wijzen op potentiële opbrengstverliezen van tien tot dertig procent voor basisvoedingsmiddelen als maïs, sorghum en gierst.
Veel van het beleid en de technologieën die nodig zijn om de opbrengstkloof in Afrika te dichten en de klimaatbedreigingen aan te pakken, zijn bekend. De CGIAR, ’s werelds grootste wereldwijde organisatie voor landbouwonderzoek, heeft zaden met een hoge opbrengst ontwikkeld die bestand zijn tegen het klimaat en tegen plagen, op maat gemaakt voor agro-ecologische omstandigheden in heel Afrika. Ruim twee miljoen kleine boeren verbouwen al droogte-resistente maïsvariëteiten, waardoor hun opbrengst met twintig tot dertig procent toeneemt.
Het African Rice Center heeft ruim tachtig nieuwe rijstvariëteiten geproduceerd. Deze omvatten vroegrijpe zaden die in de hongerperiode vóór de oogst een voedselbron met een hoger eiwitgehalte bieden dan de standaardvariëteiten. De opbrengsten zijn vergelijkbaar met die in Azië. Uit evaluaties blijkt dat boeren – waaronder veel vrouwen – die deze zaden gebruiken, in sommige gevallen hun inkomen verdubbelen. In Senegal maken de nieuwe rijstvariëteiten langzaam het verloren marktaandeel goed, creëren ze nieuwe waardeketens en banen op het platteland – en verdringen ze de importrijst die gebruikt wordt in jollof.
Maar nieuwe zaadtechnologieën kunnen hun volledige potentieel alleen waarmaken als ze deel uitmaken van een geïntegreerde aanpak. Boeren hebben ook toegang nodig tot betaalbaar kapitaal, kunstmest en een productieve infrastructuur op het gebied van irrigatie en energie. Op dit moment worden de Afrikaanse boeren – met name vrouwen – op al deze gebieden slecht geholpen. En hoewel het Comprehensive Africa Agriculture Development Program van de Afrikaanse Unie, dat in 2003 van start ging, een actieplan biedt, is de uitvoering ervan erbarmelijk slecht.
Door zelfredzaamheid op voedselgebied en sociale bescherming met elkaar te verbinden, kunnen win-winscenario’s ontstaan. Zoals de School Meals Coalition aangeeft, kunnen miljoenen Afrikaanse schoolkinderen niet leren door honger. Door hen te voorzien van voedzaam voedsel van lokale producenten zou tegelijkertijd ondervoeding worden bestreden, het leren worden verbeterd en voorspelbare markten voor boeren worden gecreëerd, waardoor de investeringen worden aangetrokken die nodig zijn om de productiviteit te verhogen. De Keniaanse regering heeft al een mijlpaal gezet door te beloven om tegen 2030 universele schoolmaaltijden te verstrekken.
Tijdens een voedseltop in Dakar, Senegal, eerder dit jaar, beloofden de Afrikaanse leiders om meer zelfvoorzienende, veerkrachtige en rechtvaardige voedselsystemen op te bouwen en om de ‘voedselsoevereiniteit’ te herstellen. De boeren in Afrika hebben dergelijke beloften al eerder gehoord, maar laten we hopen dat ze deze keer worden nagekomen.
Vertaling: Menno Grootveld