NEW YORK/ROME – De COVID-19-pandemie moet ons ertoe aanzetten opnieuw te gaan nadenken over hoe we de mensheid willen voeden. De wereld heeft nu een unieke kans om langetermijnmaatregelen te adopteren om gezondere diëten te propageren, boeren aan te moedigen om een bredere reeks voedselproducten te produceren, en de samenwerking te versterken tussen de volksgezondheids-, voedsel en landbouwsectoren. En agrarisch onderzoek kan een cruciale rol spelen in het transformeren van voedselsystemen, en in het duurzamer en veerkrachtiger maken ervan.
De noodzaak van verandering is duidelijk. Om te beginnen zijn ongezonde diëten één van de belangrijkste risicofactoren die gerelateerd zijn aan sterfgevallen als gevolg van COVID-19. Het SARS-CoV-2-virus treft in onevenredige mate mensen met overgewicht en diabetes, of mensen die lijden aan hart- en vaatziekten – aandoeningen die allemaal verband houden met ongezonde diëten.
Deze crisis heeft tevens de extreme breekbaarheid van het mondiale voedselsysteem blootgelegd. Social distancing- en lockdown-maatregelen om de verspreiding van het virus aan banden te leggen hebben de inkomens van mensen in aanzienlijke mate gereduceerd, en daardoor ook de mondiale vraag naar voedsel. De daaruit voortvloeiende daling van de voedselprijzen tussen januari en mei 2020 heeft de bestaanszekerheid van honderdduizenden kleine boeren in de hele wereld diepgaand aangetast.
Bovendien hebben de sluitingen van restaurants en scholen, logistieke ontwrichtingen en tekorten aan migrantenarbeiders om gewassen te oogsten geleid tot grote hoeveelheden verkwiste landbouwproducten. Veel boeren zijn steeds onzekerder over het starten van een nieuwe gewascyclus, hoewel het een paar zeer concurrerende producenten voor de wind is gegaan: de Braziliaanse sojabonenexport naar China heeft bijvoorbeeld in de eerste vijf maanden van 2020 een recordhoogte bereikt.
Maar gezien de fragiliteit van het voedselsysteem kan iedere extra krimp van het aanbod of iedere exportrestrictie de recente prijsontwikkeling snel in haar tegendeel doen omslaan. De voedselprijzen zouden aanzienlijk kunnen stijgen en de mondiale voedselveiligheid verder kunnen ondermijnen.
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties schat dat minstens 14,4 miljoen mensen in de 101 voedselimporterende landen ondervoed kunnen raken als gevolg van de economische crisis die wordt veroorzaakt door COVID-19. Bij een extreem scenario – een daling van de mondiale reële bbp-groei in 2020 met 10 procent – stijgt dat totaal naar 80,3 miljoen mensen.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Overheden moeten daarom op de korte termijn niet alleen maar financiële steun bieden aan individuen en bedrijven die getroffen zijn door de pandemie, maar ook handelend optreden om een voedselcrisis te voorkomen. In plaats van de handel te hinderen moeten beleidsmakers de handel juist faciliteren, en de coördinatie en uitwisseling van informatie bevorderen tussen voedselproducenten en -kopers, vooral op lokaal niveau.
Tot de langetermijnmaatregelen moet het propageren van gezondere voeding behoren. De afgelopen zestig jaar zijn mondiale diëten steeds homogener geworden en steeds meer overheerst door voedingsstoffen die veel energie geven, maar weinig micronutriënten bevatten. Drie gewassen – rijst, maïs en tarwe – leveren meer dan 50% van de calorieën die mensen aan planten ontlenen. Mensen in het algemeen, maar vooral de armsten, consumeren niet genoeg nutriënt-rijk voedsel zoals fruit, noten, zaden en volle granen. En ieder jaar overlijden ongeveer 11 miljoen mensen als gevolg van ongezonde diëten.
Het identificeren van variëteiten van voedingsrijke gewassen die in diëten kunnen worden geherintroduceerd is een topprioriteit. Quinoa, fonio (een zeer voedingsrijk graan waar toenemende vraag naar is) en de Bambara-aardnoot bevatten eiwitten van hogere kwaliteit dan de meeste granen, en kunnen in barre omgevingen groeien. Verder onderzoek zou kunnen leiden tot grotere opbrengsten en lagere prijzen, waardoor zulke producten breder verkrijgbaar kunnen worden. Regeringen en donoren kunnen helpen door meer financiering toe te wijzen aan lokale producenten van deze en vele andere ondergewaardeerde gewassen.
Bovendien kunnen onderzoekers conventionele methoden om planten te kweken gebruiken om de gewassen te versterken die de huidige diëten domineren, vooral die van de armste bevolkingsgroepen. Deze zogenoemde ʻbiofortificatieʼ betekent het ontwikkelen van nutriënten-rijke cultivaren via de selectieve kruising van variëteiten die rijk zijn aan nutriënten met variëteiten die een grotere oogst opleveren. Hiertoe behoort tevens het gebruik van de genetische kenmerken van duizenden gewasvariëteiten die in genenbanken liggen opgeslagen of die nog steeds bestaan in de landschappen van hun plaatsen van herkomst.
Aanpassingen van de aanbodzijde zouden niet daartoe beperkt moeten blijven, omdat de voedselproductie de voornaamste kracht is achter de achteruitgang van het milieu en het biodiversiteitsverlies. De landbouw gebruikt grote hoeveelheden water, neemt maar liefst 30% van de mondiale uitstoot van broeikasgassen voor zijn rekening, en vernietigt natuurlijke habitats om plaats te maken voor vee en voedselgewassen. En toch heeft het landbouwkundig onderzoek zich lange tijd geconcentreerd op het verhogen van de productiviteit en niet van de duurzaamheid, waarbij de investeringen gericht waren op het ontwikkelen van betere zaden, meer ziektebestendige dieren en efficiëntere productietechnieken voor een klein aantal planten- en diersoorten. Overheden hebben deze ontwikkeling aangemoedigd met financiële steun, standaarden voor het toezicht en handelsovereenkomsten.
Maar de race om goedkope calorieën te produceren en te leveren heeft bijkomende schade veroorzaakt, vooral in termen van voedsel en lokale ontwikkeling. Omdat de ʻcalorieënraceʼ afhankelijk is van waardeketens die zich concentreren op een paar basisproducten uit een beperkt aantal landen, zijn veel landen netto-voedselimporteurs geworden. De pandemie heeft heeft hun excessieve en fragiele afhankelijkheid onderstreept van een paar producenten die duizenden kilometers ver weg zijn gelokaliseerd, en heeft de noodzaak benadrukt van kortere en diversere waardeketens.
Het huidige voedselproductiemodel wordt ook gestuurd door een bedrag van naar schatting $600 mrd aan jaarlijkse subsidies aan boeren, vooral in de geavanceerde economieën. Dergelijk programmaʼs leiden tot overtollig aanbod en lagere prijzen, waardoor de voedselproductie wordt beperkt in landen die de begrotingscapaciteit ontberen om hun boeren te ondersteunen.
Voor het ontwarren van deze Gordiaanse knoop is beslissende actie op diverse fronten nodig. We hebben behoefte aan extra onderzoek naar voedselproducten die een diverser en gezonder dieet kunnen ondersteunen; opkomende en ontwikkelingseconomieën kunnen daar veel van produceren. Beleidsmakers moeten ook regeneratieve productiesystemen koesteren die biodiversiteit bevorderen en de kwaliteit van bodem en water verbeteren, wat aanzienlijk zou bijdragen aan de aanpassing aan de klimaatverandering. Overheden, internationale organisaties en NGOʼs moeten het voortouw nemen bij het scheppen van een institutioneel klimaat dat deze verreikende verandering in de agenda van het agrarisch onderzoek mogelijk maakt.
De pandemie heeft de dringende noodzaak om de landbouw te transformeren onderstreept. En de economische wederopbouw die erop volgt vertegenwoordigt een perfecte kans om betere voeding en gezondheid voor iedereen te bewerkstelligen.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
At the end of a year of domestic and international upheaval, Project Syndicate commentators share their favorite books from the past 12 months. Covering a wide array of genres and disciplines, this year’s picks provide fresh perspectives on the defining challenges of our time and how to confront them.
ask Project Syndicate contributors to select the books that resonated with them the most over the past year.
NEW YORK/ROME – De COVID-19-pandemie moet ons ertoe aanzetten opnieuw te gaan nadenken over hoe we de mensheid willen voeden. De wereld heeft nu een unieke kans om langetermijnmaatregelen te adopteren om gezondere diëten te propageren, boeren aan te moedigen om een bredere reeks voedselproducten te produceren, en de samenwerking te versterken tussen de volksgezondheids-, voedsel en landbouwsectoren. En agrarisch onderzoek kan een cruciale rol spelen in het transformeren van voedselsystemen, en in het duurzamer en veerkrachtiger maken ervan.
De noodzaak van verandering is duidelijk. Om te beginnen zijn ongezonde diëten één van de belangrijkste risicofactoren die gerelateerd zijn aan sterfgevallen als gevolg van COVID-19. Het SARS-CoV-2-virus treft in onevenredige mate mensen met overgewicht en diabetes, of mensen die lijden aan hart- en vaatziekten – aandoeningen die allemaal verband houden met ongezonde diëten.
Deze crisis heeft tevens de extreme breekbaarheid van het mondiale voedselsysteem blootgelegd. Social distancing- en lockdown-maatregelen om de verspreiding van het virus aan banden te leggen hebben de inkomens van mensen in aanzienlijke mate gereduceerd, en daardoor ook de mondiale vraag naar voedsel. De daaruit voortvloeiende daling van de voedselprijzen tussen januari en mei 2020 heeft de bestaanszekerheid van honderdduizenden kleine boeren in de hele wereld diepgaand aangetast.
Bovendien hebben de sluitingen van restaurants en scholen, logistieke ontwrichtingen en tekorten aan migrantenarbeiders om gewassen te oogsten geleid tot grote hoeveelheden verkwiste landbouwproducten. Veel boeren zijn steeds onzekerder over het starten van een nieuwe gewascyclus, hoewel het een paar zeer concurrerende producenten voor de wind is gegaan: de Braziliaanse sojabonenexport naar China heeft bijvoorbeeld in de eerste vijf maanden van 2020 een recordhoogte bereikt.
Maar gezien de fragiliteit van het voedselsysteem kan iedere extra krimp van het aanbod of iedere exportrestrictie de recente prijsontwikkeling snel in haar tegendeel doen omslaan. De voedselprijzen zouden aanzienlijk kunnen stijgen en de mondiale voedselveiligheid verder kunnen ondermijnen.
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties schat dat minstens 14,4 miljoen mensen in de 101 voedselimporterende landen ondervoed kunnen raken als gevolg van de economische crisis die wordt veroorzaakt door COVID-19. Bij een extreem scenario – een daling van de mondiale reële bbp-groei in 2020 met 10 procent – stijgt dat totaal naar 80,3 miljoen mensen.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Overheden moeten daarom op de korte termijn niet alleen maar financiële steun bieden aan individuen en bedrijven die getroffen zijn door de pandemie, maar ook handelend optreden om een voedselcrisis te voorkomen. In plaats van de handel te hinderen moeten beleidsmakers de handel juist faciliteren, en de coördinatie en uitwisseling van informatie bevorderen tussen voedselproducenten en -kopers, vooral op lokaal niveau.
Tot de langetermijnmaatregelen moet het propageren van gezondere voeding behoren. De afgelopen zestig jaar zijn mondiale diëten steeds homogener geworden en steeds meer overheerst door voedingsstoffen die veel energie geven, maar weinig micronutriënten bevatten. Drie gewassen – rijst, maïs en tarwe – leveren meer dan 50% van de calorieën die mensen aan planten ontlenen. Mensen in het algemeen, maar vooral de armsten, consumeren niet genoeg nutriënt-rijk voedsel zoals fruit, noten, zaden en volle granen. En ieder jaar overlijden ongeveer 11 miljoen mensen als gevolg van ongezonde diëten.
Het identificeren van variëteiten van voedingsrijke gewassen die in diëten kunnen worden geherintroduceerd is een topprioriteit. Quinoa, fonio (een zeer voedingsrijk graan waar toenemende vraag naar is) en de Bambara-aardnoot bevatten eiwitten van hogere kwaliteit dan de meeste granen, en kunnen in barre omgevingen groeien. Verder onderzoek zou kunnen leiden tot grotere opbrengsten en lagere prijzen, waardoor zulke producten breder verkrijgbaar kunnen worden. Regeringen en donoren kunnen helpen door meer financiering toe te wijzen aan lokale producenten van deze en vele andere ondergewaardeerde gewassen.
Bovendien kunnen onderzoekers conventionele methoden om planten te kweken gebruiken om de gewassen te versterken die de huidige diëten domineren, vooral die van de armste bevolkingsgroepen. Deze zogenoemde ʻbiofortificatieʼ betekent het ontwikkelen van nutriënten-rijke cultivaren via de selectieve kruising van variëteiten die rijk zijn aan nutriënten met variëteiten die een grotere oogst opleveren. Hiertoe behoort tevens het gebruik van de genetische kenmerken van duizenden gewasvariëteiten die in genenbanken liggen opgeslagen of die nog steeds bestaan in de landschappen van hun plaatsen van herkomst.
Aanpassingen van de aanbodzijde zouden niet daartoe beperkt moeten blijven, omdat de voedselproductie de voornaamste kracht is achter de achteruitgang van het milieu en het biodiversiteitsverlies. De landbouw gebruikt grote hoeveelheden water, neemt maar liefst 30% van de mondiale uitstoot van broeikasgassen voor zijn rekening, en vernietigt natuurlijke habitats om plaats te maken voor vee en voedselgewassen. En toch heeft het landbouwkundig onderzoek zich lange tijd geconcentreerd op het verhogen van de productiviteit en niet van de duurzaamheid, waarbij de investeringen gericht waren op het ontwikkelen van betere zaden, meer ziektebestendige dieren en efficiëntere productietechnieken voor een klein aantal planten- en diersoorten. Overheden hebben deze ontwikkeling aangemoedigd met financiële steun, standaarden voor het toezicht en handelsovereenkomsten.
Maar de race om goedkope calorieën te produceren en te leveren heeft bijkomende schade veroorzaakt, vooral in termen van voedsel en lokale ontwikkeling. Omdat de ʻcalorieënraceʼ afhankelijk is van waardeketens die zich concentreren op een paar basisproducten uit een beperkt aantal landen, zijn veel landen netto-voedselimporteurs geworden. De pandemie heeft heeft hun excessieve en fragiele afhankelijkheid onderstreept van een paar producenten die duizenden kilometers ver weg zijn gelokaliseerd, en heeft de noodzaak benadrukt van kortere en diversere waardeketens.
Het huidige voedselproductiemodel wordt ook gestuurd door een bedrag van naar schatting $600 mrd aan jaarlijkse subsidies aan boeren, vooral in de geavanceerde economieën. Dergelijk programmaʼs leiden tot overtollig aanbod en lagere prijzen, waardoor de voedselproductie wordt beperkt in landen die de begrotingscapaciteit ontberen om hun boeren te ondersteunen.
Voor het ontwarren van deze Gordiaanse knoop is beslissende actie op diverse fronten nodig. We hebben behoefte aan extra onderzoek naar voedselproducten die een diverser en gezonder dieet kunnen ondersteunen; opkomende en ontwikkelingseconomieën kunnen daar veel van produceren. Beleidsmakers moeten ook regeneratieve productiesystemen koesteren die biodiversiteit bevorderen en de kwaliteit van bodem en water verbeteren, wat aanzienlijk zou bijdragen aan de aanpassing aan de klimaatverandering. Overheden, internationale organisaties en NGOʼs moeten het voortouw nemen bij het scheppen van een institutioneel klimaat dat deze verreikende verandering in de agenda van het agrarisch onderzoek mogelijk maakt.
De pandemie heeft de dringende noodzaak om de landbouw te transformeren onderstreept. En de economische wederopbouw die erop volgt vertegenwoordigt een perfecte kans om betere voeding en gezondheid voor iedereen te bewerkstelligen.
Vertaling: Menno Grootveld