WASHINGTON, DC/PARIS – Als ontwikkelingseconomieën het in 2023 al moeilijk hadden om hun schulden te beheren, zullen ze dit jaar waarschijnlijk voor nog grotere uitdagingen komen te staan. Hoewel de meeste een relatief kleine schuldenlast hebben en niet als insolvent worden beschouwd, hebben veel van hen dringend behoefte aan liquiditeit. Zolang dit zo blijft, zullen ze niet alleen moeite hebben om hun schulden te beheren, maar ook om te investeren in de groene transitie.
Ontwikkelingslanden hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een reeks externe schokken, waaronder de COVID-19-pandemie, oorlogsgerelateerde ontwrichtingen van voedsel- en energieaanbodketens en een toename van de wereldwijde inflatie. Bovendien is hun toegang tot de kapitaalmarktenbeperkt, waardoor ze aflopende leningen niet kunnen herfinancieren, zoals ze in normale tijden zouden doen. Hierdoor zijn landen gedwongen om een groot deel van hun belasting- en exportinkomsten aan te wenden voor de aflossing van hun schulden, waardoor wanbetaling wordt voorkomen, ten koste van prioriteiten als investeringen in infrastructuur, sociale zekerheidsprogramma’s en klimaatmaatregelen.
De vooruitzichten voor deze landen zullen de komende jaren waarschijnlijk verslechteren. Volgens schattingen van het Finance for Development Lab (FDL) komen er in 2024 en 2026 grote schuldaflossingen aan voor ten minste twintig lage- en middeninkomenslanden. Als landen tegen deze ‘schuldenmuur’ oplopen, zal hun toch al kwetsbare begrotingssituatie nog verder verslechteren. Dit voorspelt niet veel goeds voor klimaatactie.
De klimaatverandering is geen dreiging in de verte; de gevolgen zijn wereldwijd al voelbaar, vooral in klimaatgevoelige ontwikkelingseconomieën. Maar internationale topconferenties over dit onderwerp gaven vorig jaar een teleurstellende boodschap af: terwijl ontwikkelde economieën beloofden om de klimaatfinanciering tegen 2030 te verhogen, worstelen beleidsmakers in ontwikkelingslanden met ernstige budgettaire beperkingen. Omdat middellangetermijnstrategieën worden gebruikt om een kortetermijndreiging aan te pakken, hebben ontwikkelingslanden en opkomende economieën hun frustratie geuit, onder meer tijdens de top voor een nieuw mondiaal financieringspact die afgelopen juni in Parijs werd gehouden.
De multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen een essentiële reddingslijn vormen, maar hun capaciteit moet worden versterkt – en snel. Volgens gegevens van de Wereldbank waren de nieuwe concessionele leningen die de armste landen ter wereld in 2022 ontvingen van MDB’s kleiner dan de schuldendienstbetalingen van deze landen, waarvan een groot deel naar particuliere en bilaterale schuldeisers ging. De toenemende kapitaalvlucht uit de ontwikkelingslanden – niet in de laatste plaats onder invloed van de monetaire verkrapping in de geavanceerde economieën – zal de behoeften van de illiquide landen met een lager inkomen doen toenemen.
Maar het is niet alleen een kwestie van financiële capaciteit. De MDB’s zijn tot nu toe op zijn best inconsequent geweest in hun steun aan landen die moeite hebben om hun schulden terug te betalen. Zowel Kenia als Ethiopië staan bijvoorbeeld onder druk om hun particuliere en Chinese schuldeisers terug te betalen, die nu meer innen aan schuldaflossingen dan ze aan nieuwe leningen verstrekken. Maar alleen Kenia kreeg genoeg steun van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en anderen om zijn schuld die dit jaar vervalt te herfinancieren.
Daarentegen is de steun aan Ethiopië de afgelopen jaren afgenomen. Als gevolg daarvan is Ethiopië onlangs in gebreke geblevenbij de aflossing van zijn buitenlandse schuld, hoewel deze slechts 25 procent van het bbp bedraagt. Hoewel de Keniaanse aanpak niet de oplossing is – om alle illiquide landen evenveel steun te bieden zou een verdrievoudiging van de MDB-stromen nodig zijn – is dit duidelijk onaanvaardbaar.
Een betere aanpak zou zijn om zich te richten op het dichten van de kloof tussen kortetermijnschulden en langetermijninvesteringsbehoeften, door netto positieve instromen vrij te maken voor landen met liquiditeitsproblemen. Zoals het FDL heeft voorgesteld, zou een overeenkomst tussen debiteuren, crediteuren en MDB’s om landen toe te staan hun schulden die komen te vervallen te herschikken – waardoor de vervaldagen met vijf tot tien jaar worden uitgesteld – begrotingsruimte creëren voor klimaatvriendelijke investeringen, gefinancierd door de MDB’s.
Om deze liquiditeitsbrug te laten werken, moeten de MDB’s de uitvoering van de bestaande hervormingsplannen versnellen en hun financiering aanzienlijk verhogen, terwijl het IMF de risico’s van schuldvernieuwing helpt beheren. Belangrijk is dat particuliere en bilaterale crediteuren akkoord gaan met de herschikking. Daarom bevat het voorstel, in vergelijking met het Debt Service Suspension Initiative dat de G20 in 2020 heeft geïntroduceerd, sterkere prikkels voor particuliere crediteuren om deel te nemen, naast een langere tijdshorizon.
Er zijn goede redenen om aan te nemen dat schuldeisers overtuigd kunnen worden om vrijwillig aan het programma deel te nemen. Het is immers in hun belang om geïnvesteerd te blijven in solvabele landen met sterke groeivooruitzichten; niemand is gebaat bij schuldencrises zoals die Zambia en Sri Lanka hebben getroffen. In ieder geval zouden schuldeisers rentebetalingen blijven ontvangen, en naarmate de wereldwijde rentetarieven dalen en de economische groeivooruitzichten de komende jaren verbeteren, kunnen schuldenaars misschien terugkeren naar de kapitaalmarkten en de aflossing van de hoofdsom hervatten.
Het vormgeven van een werkbare blauwdruk langs deze lijnen is een taak voor komende internationale bijeenkomsten, zoals de G20-top in Brazilië later dit jaar. Er zal logistieke en financiële coördinatie nodig zijn om voldoende liquiditeit te garanderen. Coördinatie tussen het IMF, de Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken is ook essentieel om ervoor te zorgen dat de deelnemende debiteurenlanden investeringen doen die echt groene groei ondersteunen.
Als er niets wordt gedaan om landen met een liquiditeitscrisis te helpen, riskeert de wereld een golf van destabiliserende wanbetalingen en wordt de voortgang van de groene transitie ernstig ondermijnd, met catastrofale gevolgen voor de hele wereld. Omdat veelbelovende oplossingen zoals de liquiditeitsbrug dergelijke resultaten kunnen voorkomen, verdienen ze brede wereldwijde steun.
Vertaling: Menno Grootveld
WASHINGTON, DC/PARIS – Als ontwikkelingseconomieën het in 2023 al moeilijk hadden om hun schulden te beheren, zullen ze dit jaar waarschijnlijk voor nog grotere uitdagingen komen te staan. Hoewel de meeste een relatief kleine schuldenlast hebben en niet als insolvent worden beschouwd, hebben veel van hen dringend behoefte aan liquiditeit. Zolang dit zo blijft, zullen ze niet alleen moeite hebben om hun schulden te beheren, maar ook om te investeren in de groene transitie.
Ontwikkelingslanden hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een reeks externe schokken, waaronder de COVID-19-pandemie, oorlogsgerelateerde ontwrichtingen van voedsel- en energieaanbodketens en een toename van de wereldwijde inflatie. Bovendien is hun toegang tot de kapitaalmarktenbeperkt, waardoor ze aflopende leningen niet kunnen herfinancieren, zoals ze in normale tijden zouden doen. Hierdoor zijn landen gedwongen om een groot deel van hun belasting- en exportinkomsten aan te wenden voor de aflossing van hun schulden, waardoor wanbetaling wordt voorkomen, ten koste van prioriteiten als investeringen in infrastructuur, sociale zekerheidsprogramma’s en klimaatmaatregelen.
De vooruitzichten voor deze landen zullen de komende jaren waarschijnlijk verslechteren. Volgens schattingen van het Finance for Development Lab (FDL) komen er in 2024 en 2026 grote schuldaflossingen aan voor ten minste twintig lage- en middeninkomenslanden. Als landen tegen deze ‘schuldenmuur’ oplopen, zal hun toch al kwetsbare begrotingssituatie nog verder verslechteren. Dit voorspelt niet veel goeds voor klimaatactie.
De klimaatverandering is geen dreiging in de verte; de gevolgen zijn wereldwijd al voelbaar, vooral in klimaatgevoelige ontwikkelingseconomieën. Maar internationale topconferenties over dit onderwerp gaven vorig jaar een teleurstellende boodschap af: terwijl ontwikkelde economieën beloofden om de klimaatfinanciering tegen 2030 te verhogen, worstelen beleidsmakers in ontwikkelingslanden met ernstige budgettaire beperkingen. Omdat middellangetermijnstrategieën worden gebruikt om een kortetermijndreiging aan te pakken, hebben ontwikkelingslanden en opkomende economieën hun frustratie geuit, onder meer tijdens de top voor een nieuw mondiaal financieringspact die afgelopen juni in Parijs werd gehouden.
De multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen een essentiële reddingslijn vormen, maar hun capaciteit moet worden versterkt – en snel. Volgens gegevens van de Wereldbank waren de nieuwe concessionele leningen die de armste landen ter wereld in 2022 ontvingen van MDB’s kleiner dan de schuldendienstbetalingen van deze landen, waarvan een groot deel naar particuliere en bilaterale schuldeisers ging. De toenemende kapitaalvlucht uit de ontwikkelingslanden – niet in de laatste plaats onder invloed van de monetaire verkrapping in de geavanceerde economieën – zal de behoeften van de illiquide landen met een lager inkomen doen toenemen.
Maar het is niet alleen een kwestie van financiële capaciteit. De MDB’s zijn tot nu toe op zijn best inconsequent geweest in hun steun aan landen die moeite hebben om hun schulden terug te betalen. Zowel Kenia als Ethiopië staan bijvoorbeeld onder druk om hun particuliere en Chinese schuldeisers terug te betalen, die nu meer innen aan schuldaflossingen dan ze aan nieuwe leningen verstrekken. Maar alleen Kenia kreeg genoeg steun van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en anderen om zijn schuld die dit jaar vervalt te herfinancieren.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Daarentegen is de steun aan Ethiopië de afgelopen jaren afgenomen. Als gevolg daarvan is Ethiopië onlangs in gebreke geblevenbij de aflossing van zijn buitenlandse schuld, hoewel deze slechts 25 procent van het bbp bedraagt. Hoewel de Keniaanse aanpak niet de oplossing is – om alle illiquide landen evenveel steun te bieden zou een verdrievoudiging van de MDB-stromen nodig zijn – is dit duidelijk onaanvaardbaar.
Een betere aanpak zou zijn om zich te richten op het dichten van de kloof tussen kortetermijnschulden en langetermijninvesteringsbehoeften, door netto positieve instromen vrij te maken voor landen met liquiditeitsproblemen. Zoals het FDL heeft voorgesteld, zou een overeenkomst tussen debiteuren, crediteuren en MDB’s om landen toe te staan hun schulden die komen te vervallen te herschikken – waardoor de vervaldagen met vijf tot tien jaar worden uitgesteld – begrotingsruimte creëren voor klimaatvriendelijke investeringen, gefinancierd door de MDB’s.
Om deze liquiditeitsbrug te laten werken, moeten de MDB’s de uitvoering van de bestaande hervormingsplannen versnellen en hun financiering aanzienlijk verhogen, terwijl het IMF de risico’s van schuldvernieuwing helpt beheren. Belangrijk is dat particuliere en bilaterale crediteuren akkoord gaan met de herschikking. Daarom bevat het voorstel, in vergelijking met het Debt Service Suspension Initiative dat de G20 in 2020 heeft geïntroduceerd, sterkere prikkels voor particuliere crediteuren om deel te nemen, naast een langere tijdshorizon.
Er zijn goede redenen om aan te nemen dat schuldeisers overtuigd kunnen worden om vrijwillig aan het programma deel te nemen. Het is immers in hun belang om geïnvesteerd te blijven in solvabele landen met sterke groeivooruitzichten; niemand is gebaat bij schuldencrises zoals die Zambia en Sri Lanka hebben getroffen. In ieder geval zouden schuldeisers rentebetalingen blijven ontvangen, en naarmate de wereldwijde rentetarieven dalen en de economische groeivooruitzichten de komende jaren verbeteren, kunnen schuldenaars misschien terugkeren naar de kapitaalmarkten en de aflossing van de hoofdsom hervatten.
Het vormgeven van een werkbare blauwdruk langs deze lijnen is een taak voor komende internationale bijeenkomsten, zoals de G20-top in Brazilië later dit jaar. Er zal logistieke en financiële coördinatie nodig zijn om voldoende liquiditeit te garanderen. Coördinatie tussen het IMF, de Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken is ook essentieel om ervoor te zorgen dat de deelnemende debiteurenlanden investeringen doen die echt groene groei ondersteunen.
Als er niets wordt gedaan om landen met een liquiditeitscrisis te helpen, riskeert de wereld een golf van destabiliserende wanbetalingen en wordt de voortgang van de groene transitie ernstig ondermijnd, met catastrofale gevolgen voor de hele wereld. Omdat veelbelovende oplossingen zoals de liquiditeitsbrug dergelijke resultaten kunnen voorkomen, verdienen ze brede wereldwijde steun.
Vertaling: Menno Grootveld