NEW YORK – In zijn autobiografie vertelde Lee Kuan Yew, de stichter van Singapore, hoe leiderschap en doorzettingsvermogen een kleine natie op een zandplaat konden omvormen tot een open, concurrerende en welvarende metropool.
In de decennia die sindsdien zijn verstreken is Singapore geregeerd door een politieke klasse die bekend staat om haar efficiëntie en de afwezigheid van corruptie; het land beschikt nu over een hoogopgeleide beroepsbevolking. In de meest recente Human Development Index (HDI) van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) – dertig jaar geleden voor het eerst opgesteld door Nobelprijswinnaar Amartya Sen en econoom Mahbub ul Haq – staat het land op de elfde plaats van de vermelde 189 landen.
Maar wanneer de HDI wordt aangepast om rekening te houden met de uitstoot van kooldioxide en de zogenaamde materiële voetafdruk (die het aandeel meet van de wereldwijde winning van grondstoffen in de eindvraag van een land), daalt Singapore 92 plaatsen in de rangorde. Geen land is er ooit in geslaagd een hoog niveau van menselijke ontwikkeling te bereiken met een laag gebruik van hulpbronnen, en Singapore, dat vrijwel geen eigen natuurlijke hulpbronnen heeft, importeert bijna alle grondstoffen die het nodig heeft. Hier is niets ongewoons aan; Singapore is emblematisch voor de groei overal ter wereld. Maar de natuurlijke omgeving kan deze vorm van groei en ontwikkeling niet volhouden.
De intense druk die onze huidige ontwikkelingsmodellen op de plaatselijke ecosystemen uitoefenen, wordt misschien het duidelijkst geïllustreerd door de COVID-19-pandemie. Een minuscule ziekteverwekker heeft enorme kwetsbaarheden en grote ongelijkheden blootgelegd in zelfs de sterkste en meest welvarende samenlevingen, waarbij economische en sociale onevenwichtigheden de door de pandemie aangerichte schade nog hebben versterkt. Toen de ziekte zich verspreidde, hebben we geleerd dat de collectieve actie die nodig is om een dergelijke uitdaging aan te gaan veel moeilijker wordt wanneer binnenlandse verdeeldheid en internationale rivaliteit de overhand krijgen op wereldwijde solidariteit.
Maar hoewel ontwikkeling in Singapore-stijl niet duurzaam is, is het ook niet haalbaar om ontwikkeling te herformuleren als een afweging tussen het levensonderhoud van mensen en het redden van bomen. Dat is een centraal argument in het nieuwe Human Development Report (HDR) van het UNDP, waarin nieuwe of onvoldoende gebruikte manieren worden onderzocht om menselijk en ecologisch welzijn te bereiken. In de toekomst moeten we landen aanmoedigen om welvaart na te streven en tegelijk hun koolstofvoetafdruk te minimaliseren door de kennis, wetenschap en technologie toe te passen die we nu tot onze beschikking hebben.
In het rapport wordt de toekomstige rol van regeringen opnieuw overwogen, maar het is duidelijk dat zij niet als enigen verantwoordelijk kunnen zijn voor de cruciale keuzes die de komende jaren zullen moeten worden gemaakt. Het HDR roept ook op tot een sociaal en ecologisch verantwoorde private sector die het omarmen van de natuur als zijn eigen belang ziet, en normen en stimulansen voor klimaatactie opnieuw helpt vorm te geven.
At a time of escalating global turmoil, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided.
Subscribe to Digital or Digital Plus now to secure your discount.
Subscribe Now
Vier belangrijke gebieden voor actie springen in het oog. In de eerste plaats moeten de steden – die verantwoordelijk zijn voor 85 procent van de energieproductie en 75 procent van de CO2-uitstoot (de schattingen lopen uiteen) – nu het pad effenen voor groene vernieuwing. Het HDR onderstreept de rol van steden als ʻgroeneʼ actieterreinen: door het beprijzen van de werkelijke maatschappelijke kosten van koolstof, het beschermen van groene ruimten en het aanplanten van bomen, en het bevrijden van waterwegen en zeeën van het plastic afval dat het leven in zee verwoest.
In de tweede plaats moeten gewone burgers, naast de maatregelen die steden nemen en de beloften van landen – ook in de regio Azië-Pacific – om de komende decennia koolstofneutraal te worden, hun manier van leven aanpassen. Het HDR dringt er bij de mensen op aan zich opnieuw te bezinnen op wat zij werkelijk belangrijk vinden, en te veranderen wat zij consumeren en hoe zij produceren, forenzen en beleggen. Dit is niet onmogelijk. In de loop van de geschiedenis hebben we gezien dat sociale normen en gedrag kunnen veranderen. Tabaksgebruik is bijvoorbeeld sociaal gestigmatiseerd, wat heeft geleid tot een afname van het roken, en het dragen van mondkapjes is op veel plaatsen de norm geworden tijdens de COVID-19-pandemie.
In de derde plaats kan gedragsverandering weliswaar het gevolg zijn van harde stimulansen (bijvoorbeeld hogere tabaksaccijnzen) en regelgeving, maar ook worden geïnspireerd door collectieve oproepen tot actie, zoals die waarin grote en kleine institutionele beleggers worden aangespoord om nieuwe groene technologieën te financieren.
Particulier geld moet een aanvulling zijn op overheidsfinanciering, versterkt door het dichten van lokale en internationale belastinggaten en het intrekken van onnodige subsidies. Alleen al de subsidies op fossiele brandstoffen kosten de wereldeconomie 5 biljoen dollar per jaar. In de regio Azië-Pacific kunnen die subsidies oplopen tot meer dan 50 procent van het budget voor gezondheidszorg of onderwijs van een land. De juiste belastingen op koolstof, financiële transacties en extreme rijkdom kunnen jaarlijks 200 miljard dollar extra opleveren voor groene investeringen, volgens het rapport van het Sustainable Development Solutions Network over de financiering van de SDGʼs (Sociale Ontwikkelingsdoelstellingen) voor lage-inkomenslanden. Financiële beperkingen hoeven de overgang naar een groene economie duidelijk niet in de weg te staan.
Ten slotte moeten we inzien dat de natuur niet onze tegenstander is. Het HDR documenteert twintig kosteneffectieve maatregelen met betrekking tot bossen, wetlands en graslanden die kunnen leiden tot 37 procent van de mitigatie die nodig is om de mondiale temperaturen onder een stijging van 2°C ten opzichte van het pre-industriële niveau te houden. Herbebossing alleen al is goed voor twee derde van dit potentieel. Erkenning en bescherming van de plaatselijke gemeenschappen, die de rentmeesters van de natuur zijn, zijn van cruciaal belang. De bijdrage van de inheemse bevolking van het Amazonegebied aan het behoud van de opslagcapaciteit van bossen is nu bijvoorbeeld gelijk aan de broeikasgasemissies per hoofd van de bevolking van de bovenste 1 procent van de mondiale vervuilers.
De oorspronkelijke index van menselijke vooruitgang van Sen en ul Haq introduceerde een nieuwe manier om te meten hoe goed samenlevingen erin slagen hun potentieel te verwezenlijken. Aangepast aan de huidige planetaire stress laat de index echter zien hoe hun keuzemogelijkheden radicaal worden ingeperkt. In plaats van passief ons lot af te wachten, moeten we onze kennis, ons verstand en onze daadkracht gebruiken om nieuwe ontwikkelingsmodellen op te stellen en vorm te geven aan ons collectieve fortuin.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
Donald Trump’s immediate, aggressive use of import tariffs has revealed a fundamental difference between his first and second term. Far from a mere negotiating strategy, the goal this time is to replace a global rules-based system of managed economic integration with coerced decoupling.
emphasizes a fundamental difference between the US trade agenda now and during the president’s first term.
Recent actions by the United States may foreshadow its withdrawal from the world’s foremost multilateral institution. Paradoxically, however, the breakdown of the multilateral order the US helped establish nearly eight decades ago could serve as a catalyst for greater international cooperation.
thinks the paradigm shift in US foreign policy could end up strengthening global solidarity.
NEW YORK – In zijn autobiografie vertelde Lee Kuan Yew, de stichter van Singapore, hoe leiderschap en doorzettingsvermogen een kleine natie op een zandplaat konden omvormen tot een open, concurrerende en welvarende metropool.
In de decennia die sindsdien zijn verstreken is Singapore geregeerd door een politieke klasse die bekend staat om haar efficiëntie en de afwezigheid van corruptie; het land beschikt nu over een hoogopgeleide beroepsbevolking. In de meest recente Human Development Index (HDI) van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) – dertig jaar geleden voor het eerst opgesteld door Nobelprijswinnaar Amartya Sen en econoom Mahbub ul Haq – staat het land op de elfde plaats van de vermelde 189 landen.
Maar wanneer de HDI wordt aangepast om rekening te houden met de uitstoot van kooldioxide en de zogenaamde materiële voetafdruk (die het aandeel meet van de wereldwijde winning van grondstoffen in de eindvraag van een land), daalt Singapore 92 plaatsen in de rangorde. Geen land is er ooit in geslaagd een hoog niveau van menselijke ontwikkeling te bereiken met een laag gebruik van hulpbronnen, en Singapore, dat vrijwel geen eigen natuurlijke hulpbronnen heeft, importeert bijna alle grondstoffen die het nodig heeft. Hier is niets ongewoons aan; Singapore is emblematisch voor de groei overal ter wereld. Maar de natuurlijke omgeving kan deze vorm van groei en ontwikkeling niet volhouden.
De intense druk die onze huidige ontwikkelingsmodellen op de plaatselijke ecosystemen uitoefenen, wordt misschien het duidelijkst geïllustreerd door de COVID-19-pandemie. Een minuscule ziekteverwekker heeft enorme kwetsbaarheden en grote ongelijkheden blootgelegd in zelfs de sterkste en meest welvarende samenlevingen, waarbij economische en sociale onevenwichtigheden de door de pandemie aangerichte schade nog hebben versterkt. Toen de ziekte zich verspreidde, hebben we geleerd dat de collectieve actie die nodig is om een dergelijke uitdaging aan te gaan veel moeilijker wordt wanneer binnenlandse verdeeldheid en internationale rivaliteit de overhand krijgen op wereldwijde solidariteit.
Maar hoewel ontwikkeling in Singapore-stijl niet duurzaam is, is het ook niet haalbaar om ontwikkeling te herformuleren als een afweging tussen het levensonderhoud van mensen en het redden van bomen. Dat is een centraal argument in het nieuwe Human Development Report (HDR) van het UNDP, waarin nieuwe of onvoldoende gebruikte manieren worden onderzocht om menselijk en ecologisch welzijn te bereiken. In de toekomst moeten we landen aanmoedigen om welvaart na te streven en tegelijk hun koolstofvoetafdruk te minimaliseren door de kennis, wetenschap en technologie toe te passen die we nu tot onze beschikking hebben.
In het rapport wordt de toekomstige rol van regeringen opnieuw overwogen, maar het is duidelijk dat zij niet als enigen verantwoordelijk kunnen zijn voor de cruciale keuzes die de komende jaren zullen moeten worden gemaakt. Het HDR roept ook op tot een sociaal en ecologisch verantwoorde private sector die het omarmen van de natuur als zijn eigen belang ziet, en normen en stimulansen voor klimaatactie opnieuw helpt vorm te geven.
Winter Sale: Save 40% on a new PS subscription
At a time of escalating global turmoil, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided.
Subscribe to Digital or Digital Plus now to secure your discount.
Subscribe Now
Vier belangrijke gebieden voor actie springen in het oog. In de eerste plaats moeten de steden – die verantwoordelijk zijn voor 85 procent van de energieproductie en 75 procent van de CO2-uitstoot (de schattingen lopen uiteen) – nu het pad effenen voor groene vernieuwing. Het HDR onderstreept de rol van steden als ʻgroeneʼ actieterreinen: door het beprijzen van de werkelijke maatschappelijke kosten van koolstof, het beschermen van groene ruimten en het aanplanten van bomen, en het bevrijden van waterwegen en zeeën van het plastic afval dat het leven in zee verwoest.
In de tweede plaats moeten gewone burgers, naast de maatregelen die steden nemen en de beloften van landen – ook in de regio Azië-Pacific – om de komende decennia koolstofneutraal te worden, hun manier van leven aanpassen. Het HDR dringt er bij de mensen op aan zich opnieuw te bezinnen op wat zij werkelijk belangrijk vinden, en te veranderen wat zij consumeren en hoe zij produceren, forenzen en beleggen. Dit is niet onmogelijk. In de loop van de geschiedenis hebben we gezien dat sociale normen en gedrag kunnen veranderen. Tabaksgebruik is bijvoorbeeld sociaal gestigmatiseerd, wat heeft geleid tot een afname van het roken, en het dragen van mondkapjes is op veel plaatsen de norm geworden tijdens de COVID-19-pandemie.
In de derde plaats kan gedragsverandering weliswaar het gevolg zijn van harde stimulansen (bijvoorbeeld hogere tabaksaccijnzen) en regelgeving, maar ook worden geïnspireerd door collectieve oproepen tot actie, zoals die waarin grote en kleine institutionele beleggers worden aangespoord om nieuwe groene technologieën te financieren.
Particulier geld moet een aanvulling zijn op overheidsfinanciering, versterkt door het dichten van lokale en internationale belastinggaten en het intrekken van onnodige subsidies. Alleen al de subsidies op fossiele brandstoffen kosten de wereldeconomie 5 biljoen dollar per jaar. In de regio Azië-Pacific kunnen die subsidies oplopen tot meer dan 50 procent van het budget voor gezondheidszorg of onderwijs van een land. De juiste belastingen op koolstof, financiële transacties en extreme rijkdom kunnen jaarlijks 200 miljard dollar extra opleveren voor groene investeringen, volgens het rapport van het Sustainable Development Solutions Network over de financiering van de SDGʼs (Sociale Ontwikkelingsdoelstellingen) voor lage-inkomenslanden. Financiële beperkingen hoeven de overgang naar een groene economie duidelijk niet in de weg te staan.
Ten slotte moeten we inzien dat de natuur niet onze tegenstander is. Het HDR documenteert twintig kosteneffectieve maatregelen met betrekking tot bossen, wetlands en graslanden die kunnen leiden tot 37 procent van de mitigatie die nodig is om de mondiale temperaturen onder een stijging van 2°C ten opzichte van het pre-industriële niveau te houden. Herbebossing alleen al is goed voor twee derde van dit potentieel. Erkenning en bescherming van de plaatselijke gemeenschappen, die de rentmeesters van de natuur zijn, zijn van cruciaal belang. De bijdrage van de inheemse bevolking van het Amazonegebied aan het behoud van de opslagcapaciteit van bossen is nu bijvoorbeeld gelijk aan de broeikasgasemissies per hoofd van de bevolking van de bovenste 1 procent van de mondiale vervuilers.
De oorspronkelijke index van menselijke vooruitgang van Sen en ul Haq introduceerde een nieuwe manier om te meten hoe goed samenlevingen erin slagen hun potentieel te verwezenlijken. Aangepast aan de huidige planetaire stress laat de index echter zien hoe hun keuzemogelijkheden radicaal worden ingeperkt. In plaats van passief ons lot af te wachten, moeten we onze kennis, ons verstand en onze daadkracht gebruiken om nieuwe ontwikkelingsmodellen op te stellen en vorm te geven aan ons collectieve fortuin.
Vertaling: Menno Grootveld