WASHINGTON, DC – Tot nu toe hebben overstromingen, hittegolven, droogtes, stormen en bosbranden dit jaar geleid tot duizenden doden, de gezondheid en het levensonderhoud van miljoenen mensen bedreigd, en tientallen miljarden dollars aan schade veroorzaakt – tot en met juni minstens 41 miljard dollar. In september en oktober kostten twee orkanen – Helene en Milton – alleen al de Verenigde Staten ruim honderd miljard dollar. Recent onderzoek duidt erop dat klimaatschade de wereldeconomie in 2049 tussen de 19 biljoen en 59 biljoen dollar per jaar kan kosten. De boodschap is duidelijk: het mobiliseren van grote hoeveelheden klimaatfinanciering vandaag is essentieel om onze toekomst veilig te stellen.
Natuurlijk draagt niet iedereen dezelfde verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis. De fundamentele onrechtvaardigheid van de klimaatverandering is dat de landen die het minst hebben bijgedragen aan het probleem vaak de ergste gevolgen ervan ondervinden. Om dit te erkennen, werd in 2015 in het klimaatverdrag van Parijs bepaald dat de ontwikkelde economieën financiële middelen ter beschikking moeten stellen om de inspanningen van de ontwikkelingslanden op het vlak van mitigatie en aanpassing te ondersteunen.
Op dit moment besteden de hogeinkomenslanden echter slechts ongeveer honderd miljard dollar per jaar aan overheidsfinanciering om de klimaatinspanningen in de ontwikkelingslanden te ondersteunen. Zelfs dit relatief lage bedrag is een recente ontwikkeling: hoewel de verbintenis in 2009 werd aangegaan, werd deze pas in 2022 voor het eerst nagekomen – twee jaar na de streefdatum. En wat het nog erger maakt, is dat een groot deel van de steun bestaat uit leningen, waaronder niet-concessionele financiering.
Het goede nieuws is dat op de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP29) die dit jaar plaatsvindt in Bakoe, Azerbeidzjan, landen het eens zouden moeten worden over een geactualiseerd bestedingsdoel: het New Collective Quantified Goal on climate finance (Nieuwe Collectieve Gekwantificeerde Doel voor Klimaatfinanciering, kortweg NCQG). Ondanks bijna drie jaar van technische en politieke beraadslagingen – met duizenden pagina’s aan formele voorstellen, wetenschappelijke studies en pleitnota’s – blijft de noodzakelijke omvang van het NCQG helaas zeer omstreden. Op dit moment is het nog lang niet duidelijk of de wereldleiders het überhaupt eens zullen worden over een NCQG, laat staan over een voldoende ambitieus bedrag.
De gevolgen van een mislukking kunnen moeilijk overschat worden. Het NCQG zal een belangrijke rol spelen bij het vormgeven van de volgende ronde klimaatactieplannen – de zogenaamde nationaal vastgestelde bijdragen (NDC’s) – die landen begin volgend jaar zullen indienen, overeenkomstig het verdrag van Parijs. Als het NCQG ontoereikend is, zullen landen niet kunnen doen wat nodig is om de wereldwijde uitstoot- en aanpassingskloof te dichten. Alleen al een deel van de NDC’s van de huidige ontwikkelingslanden zal tegen 2030 naar schatting 5-6,8 biljoen dollar kosten.
Maar mitigatie en aanpassing zijn slechts een deel van de uitdaging. De ontwikkelingslanden worden ook geconfronteerd met toenemende verliezen en schade – niet alleen door extreem weer, maar ook door langzame gebeurtenissen, zoals het smelten van gletsjers, woestijnvorming en zeespiegelstijging – die hen tegen 2030 447-894 miljard dollar per jaar kunnen kosten. Als er geen overeenstemming wordt bereikt over een voldoende robuust NCQG, inclusief financiering om verlies en schade aan te pakken, zou dat een internationaal klimaatregime verzwakken dat geacht wordt solidariteit en billijkheid te benadrukken.
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Dat lijkt de ontwikkelde landen niet uit te maken: onder aanvoering van de Verenigde Staten hebben zij expliciet elke verplichting afgewezen om de ontwikkelingslanden te compenseren voor verlies en schade als gevolg van de klimaatverandering. En de weg is vrij om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Hoewel verlies en schade een eigen artikel kregen in het verdrag van Parijs (los van aanpassing), werd het opzettelijk weggelaten uit de financieringsverplichtingen op grond van het pact. Bovendien kunnen de rijke landen beweren dat deze kwestie al wordt gedekt door het verlies- en schadefonds (FRLD) dat vorig jaar tijdens COP28 werd gecreëerd.
Maar deze bewering is onoprecht en een nadere blik op de voorwaarden van het FRLD maakt duidelijk waarom: alle financiële bijdragen zijn volledig vrijwillig. Deze financieringsvorm is ‘gebaseerd op samenwerking en facilitering’ en ‘houdt geen aansprakelijkheid of compensatie in.’
Bovendien hebben de VS het onderscheid tussen rijke en arme landen als basis voor bijdragen aan het fonds uitgewist – met gevolgen voor de collectieve actie op grond van het internationale klimaatregime en het verdrag van Parijs. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het handvest van het Groene Klimaatfonds uit 2010 worden in de FRLD-tekst de ontwikkelde landen nooit genoemd als degenen die de financiële steun (moeten) verlenen.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de toezeggingen in het kader van het FRLD na één jaar in totaal slechts 702 miljoen dollar bedragen, en dat er in Bakoe weinig extra toezeggingen worden verwacht (tot nu toe is er slechts één geweest). Dit is inclusief een schamele 17,5 miljoen dollar, toegezegd door de VS – het land dat historisch gezien verreweg de meeste broeikasgassen heeft uitgestoten. Dat bedrag is vele malen kleiner dan Amerika’s ‘fair share’-bijdrage, die volgens één berekening jaarlijks 340 miljard dollar zou moeten bedragen (voor zowel aanpassing als steun voor verlies en schade).
Het FRLD, dat een jaar geleden als een triomf voor de klimaatrechtvaardigheid werd bejubeld, zou dus wel eens een pyrrusoverwinning kunnen blijken te zijn, niet alleen omdat het er niet in slaagt de ontwikkelingslanden de steun te bieden die ze nodig hebben om het hoofd te bieden aan klimaatgerelateerde verliezen en schade, maar ook omdat het een excuus is om dergelijke steun niet op te nemen in het NCQG. Het zou er zelfs toe kunnen leiden dat andere soorten bijdragen aan de klimaatfinanciering in de nabije toekomst vrijwillig zullen blijven.
Regeringen van ontwikkelingslanden en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties op COP29 moeten druk blijven uitoefenen op de rijke landen om een zinvol NCQG af te leveren dat de ontwikkelde landen verplicht om klimaatfinanciering te verstrekken, zelfs als het andere landen uitnodigt om dit vrijwillig te doen. De regeringen van de ontwikkelde landen zullen hard worden beoordeeld in de rechtbank van de publieke opinie, tenzij ze hun ongevoelige benadering van de onderhandelingen over klimaatfinanciering heroverwegen en voldoende middelen beschikbaar stellen voor ontwikkelingslanden die lijden onder een klimaatcrisis die zij niet veroorzaakt hebben.
Liane Schalatek is Associate Director bij het kantoor in Washington DC van de Heinrich Böll Stiftung.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
In 2024, global geopolitics and national politics have undergone considerable upheaval, and the world economy has both significant weaknesses, including Europe and China, and notable bright spots, especially the US. In the coming year, the range of possible outcomes will broaden further.
offers his predictions for the new year while acknowledging that the range of possible outcomes is widening.
WASHINGTON, DC – Tot nu toe hebben overstromingen, hittegolven, droogtes, stormen en bosbranden dit jaar geleid tot duizenden doden, de gezondheid en het levensonderhoud van miljoenen mensen bedreigd, en tientallen miljarden dollars aan schade veroorzaakt – tot en met juni minstens 41 miljard dollar. In september en oktober kostten twee orkanen – Helene en Milton – alleen al de Verenigde Staten ruim honderd miljard dollar. Recent onderzoek duidt erop dat klimaatschade de wereldeconomie in 2049 tussen de 19 biljoen en 59 biljoen dollar per jaar kan kosten. De boodschap is duidelijk: het mobiliseren van grote hoeveelheden klimaatfinanciering vandaag is essentieel om onze toekomst veilig te stellen.
Natuurlijk draagt niet iedereen dezelfde verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis. De fundamentele onrechtvaardigheid van de klimaatverandering is dat de landen die het minst hebben bijgedragen aan het probleem vaak de ergste gevolgen ervan ondervinden. Om dit te erkennen, werd in 2015 in het klimaatverdrag van Parijs bepaald dat de ontwikkelde economieën financiële middelen ter beschikking moeten stellen om de inspanningen van de ontwikkelingslanden op het vlak van mitigatie en aanpassing te ondersteunen.
Op dit moment besteden de hogeinkomenslanden echter slechts ongeveer honderd miljard dollar per jaar aan overheidsfinanciering om de klimaatinspanningen in de ontwikkelingslanden te ondersteunen. Zelfs dit relatief lage bedrag is een recente ontwikkeling: hoewel de verbintenis in 2009 werd aangegaan, werd deze pas in 2022 voor het eerst nagekomen – twee jaar na de streefdatum. En wat het nog erger maakt, is dat een groot deel van de steun bestaat uit leningen, waaronder niet-concessionele financiering.
Het goede nieuws is dat op de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (COP29) die dit jaar plaatsvindt in Bakoe, Azerbeidzjan, landen het eens zouden moeten worden over een geactualiseerd bestedingsdoel: het New Collective Quantified Goal on climate finance (Nieuwe Collectieve Gekwantificeerde Doel voor Klimaatfinanciering, kortweg NCQG). Ondanks bijna drie jaar van technische en politieke beraadslagingen – met duizenden pagina’s aan formele voorstellen, wetenschappelijke studies en pleitnota’s – blijft de noodzakelijke omvang van het NCQG helaas zeer omstreden. Op dit moment is het nog lang niet duidelijk of de wereldleiders het überhaupt eens zullen worden over een NCQG, laat staan over een voldoende ambitieus bedrag.
De gevolgen van een mislukking kunnen moeilijk overschat worden. Het NCQG zal een belangrijke rol spelen bij het vormgeven van de volgende ronde klimaatactieplannen – de zogenaamde nationaal vastgestelde bijdragen (NDC’s) – die landen begin volgend jaar zullen indienen, overeenkomstig het verdrag van Parijs. Als het NCQG ontoereikend is, zullen landen niet kunnen doen wat nodig is om de wereldwijde uitstoot- en aanpassingskloof te dichten. Alleen al een deel van de NDC’s van de huidige ontwikkelingslanden zal tegen 2030 naar schatting 5-6,8 biljoen dollar kosten.
Maar mitigatie en aanpassing zijn slechts een deel van de uitdaging. De ontwikkelingslanden worden ook geconfronteerd met toenemende verliezen en schade – niet alleen door extreem weer, maar ook door langzame gebeurtenissen, zoals het smelten van gletsjers, woestijnvorming en zeespiegelstijging – die hen tegen 2030 447-894 miljard dollar per jaar kunnen kosten. Als er geen overeenstemming wordt bereikt over een voldoende robuust NCQG, inclusief financiering om verlies en schade aan te pakken, zou dat een internationaal klimaatregime verzwakken dat geacht wordt solidariteit en billijkheid te benadrukken.
HOLIDAY SALE: PS for less than $0.7 per week
At a time when democracy is under threat, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided. Subscribe now and save $50 on a new subscription.
Subscribe Now
Dat lijkt de ontwikkelde landen niet uit te maken: onder aanvoering van de Verenigde Staten hebben zij expliciet elke verplichting afgewezen om de ontwikkelingslanden te compenseren voor verlies en schade als gevolg van de klimaatverandering. En de weg is vrij om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Hoewel verlies en schade een eigen artikel kregen in het verdrag van Parijs (los van aanpassing), werd het opzettelijk weggelaten uit de financieringsverplichtingen op grond van het pact. Bovendien kunnen de rijke landen beweren dat deze kwestie al wordt gedekt door het verlies- en schadefonds (FRLD) dat vorig jaar tijdens COP28 werd gecreëerd.
Maar deze bewering is onoprecht en een nadere blik op de voorwaarden van het FRLD maakt duidelijk waarom: alle financiële bijdragen zijn volledig vrijwillig. Deze financieringsvorm is ‘gebaseerd op samenwerking en facilitering’ en ‘houdt geen aansprakelijkheid of compensatie in.’
Bovendien hebben de VS het onderscheid tussen rijke en arme landen als basis voor bijdragen aan het fonds uitgewist – met gevolgen voor de collectieve actie op grond van het internationale klimaatregime en het verdrag van Parijs. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het handvest van het Groene Klimaatfonds uit 2010 worden in de FRLD-tekst de ontwikkelde landen nooit genoemd als degenen die de financiële steun (moeten) verlenen.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de toezeggingen in het kader van het FRLD na één jaar in totaal slechts 702 miljoen dollar bedragen, en dat er in Bakoe weinig extra toezeggingen worden verwacht (tot nu toe is er slechts één geweest). Dit is inclusief een schamele 17,5 miljoen dollar, toegezegd door de VS – het land dat historisch gezien verreweg de meeste broeikasgassen heeft uitgestoten. Dat bedrag is vele malen kleiner dan Amerika’s ‘fair share’-bijdrage, die volgens één berekening jaarlijks 340 miljard dollar zou moeten bedragen (voor zowel aanpassing als steun voor verlies en schade).
Het FRLD, dat een jaar geleden als een triomf voor de klimaatrechtvaardigheid werd bejubeld, zou dus wel eens een pyrrusoverwinning kunnen blijken te zijn, niet alleen omdat het er niet in slaagt de ontwikkelingslanden de steun te bieden die ze nodig hebben om het hoofd te bieden aan klimaatgerelateerde verliezen en schade, maar ook omdat het een excuus is om dergelijke steun niet op te nemen in het NCQG. Het zou er zelfs toe kunnen leiden dat andere soorten bijdragen aan de klimaatfinanciering in de nabije toekomst vrijwillig zullen blijven.
Regeringen van ontwikkelingslanden en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties op COP29 moeten druk blijven uitoefenen op de rijke landen om een zinvol NCQG af te leveren dat de ontwikkelde landen verplicht om klimaatfinanciering te verstrekken, zelfs als het andere landen uitnodigt om dit vrijwillig te doen. De regeringen van de ontwikkelde landen zullen hard worden beoordeeld in de rechtbank van de publieke opinie, tenzij ze hun ongevoelige benadering van de onderhandelingen over klimaatfinanciering heroverwegen en voldoende middelen beschikbaar stellen voor ontwikkelingslanden die lijden onder een klimaatcrisis die zij niet veroorzaakt hebben.
Liane Schalatek is Associate Director bij het kantoor in Washington DC van de Heinrich Böll Stiftung.