BOSTON – Nu het aanpakken van de klimaatverandering wereldwijd een topprioriteit is geworden, omarmen zowel economische beleidsmakers als bedrijfsstrategen duurzaamheidsdoelstellingen – met name een ʻnetto nulʼ-uitstoot van broeikasgassen (BKG). Maar wat is er nodig om dat te bereiken? In een nieuw rapport van het McKinsey Global Institute proberen mijn co-auteurs en ik deze vraag te beantwoorden.
Aan de hand van het Net-Zero 2050 scenario van het Network for Greening the Financial System hebben we een relatief ordelijke transitie gesimuleerd waarbij de wereldwijde temperatuurstijging beperkt zou blijven tot 1,5° Celsius ten opzichte van het pre-industriële niveau. Hoewel dit geen voorspelling of projectie is, biedt onze analyse op basis van scenarioʼs inzicht in de aard en de omvang van de veranderingen die de transitie naar een situatie van netto nul met zich mee zou brengen, en de omvang van de respons die nodig is om die transitie in goede banen te leiden. Wij zijn tot de bevinding gekomen dat het bereiken van dit doel ingrijpende economische en maatschappelijke verschuivingen met zich mee zou brengen – met gevolgen voor landen, bedrijven en gemeenschappen. Uiteindelijk hebben we vastgesteld dat een succesvolle transitie zes hoofdkenmerken zou hebben.
In de eerste plaats moet de transitie universeel zijn. Elk land en elke economische sector draagt bij aan de uitstoot van broeikasgassen, direct of indirect. Het bereiken van netto nul betekent dus dat de transformatie overal moet plaatsvinden. En gezien de onderlinge afhankelijkheid van energie- en landgebruiksystemen zal coördinatie van essentieel belang zijn. De invoering van elektrische autoʼs zal bijvoorbeeld alleen tot een aanzienlijke vermindering van de uitstoot leiden als de elektriciteit voor de aandrijving ervan afkomstig is van bronnen met een lage uitstoot.
In de tweede plaats zou een succesvolle transitie naar een situatie van netto nul aanzienlijke economische verschuivingen met zich meebrengen. Wij schatten dat het bereiken van netto nul tegen 2050 275 biljoen dollar aan kapitaaluitgaven voor fysieke activa zou vergen – een gemiddelde van 9,2 biljoen dollar per jaar. Dat is 3,5 biljoen dollar per jaar méér dan er nu wordt geïnvesteerd. De verwachte stijging van de uitgaven als gevolg van de inkomensstijging en de bevolkingsgroei, en het transitiebeleid dat al in wetgeving is vastgelegd, verkleint de kloof, maar de vereiste stijging van de jaarlijkse uitgaven zou nog steeds ongeveer 1 biljoen dollar bedragen.
Intussen zou een deel van de bestaande uitgaven moeten worden overgeheveld van activa met een hoge uitstoot naar activa met een lage uitstoot. Ook de arbeidsmarkt zou een grote aanpassing ondergaan: in het NGFS-scenario zouden er tegen 2050 ongeveer tweehonderd miljoen banen bijkomen en 185 miljoen banen verloren gaan als gevolg van een transitie naar een netto nul situatie. Bijscholing en omscholing van werknemers zouden dus van cruciaal belang zijn.
Het derde belangrijke kenmerk van de transitie naar netto nul is dat het beleid – en de bijbehorende investeringen – in de beginfase moeten worden uitgerold. In het NGFS-scenario zouden de uitgaven stijgen van 6,8 procent van het bbp nu naar ongeveer 9 procent van het bbp tussen 2026 en 2030, en vervolgens dalen. Meer in het algemeen moeten dit decennium maatregelen worden genomen om de toename van broeikasgassen in de atmosfeer een halt toe te roepen en de fysieke klimaatrisicoʼs te beperken.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, is almost here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, upgrade to PS Digital Plus now at a special discounted rate.
Subscribe Now
In de vierde plaats zullen de effecten van de transitie naar een situatie van netto nul zich ongelijkmatig doen gevoelen. De sectoren met de hoogste mate van blootstelling – omdat zij aanzienlijke hoeveelheden broeikasgassen uitstoten (bijvoorbeeld steenkool- en gasgestookte centrales) of producten verkopen die dat doen (zoals aardolieproducten) – zijn goed voor ongeveer twintig procent van het mondiale bbp. Sectoren met aanbodketens met een hoge uitstoot, zoals de bouw, zijn goed voor nog eens tien procent van het bbp.
Op nationaal niveau zouden de ontwikkelingseconomieën een groter deel van hun bbp dan de rijke landen moeten besteden – bijna elf procent in India, tegenover vier à vijf procent in de Europese Unie en de Verenigde Staten – om de economische ontwikkeling te ondersteunen en emissiearme activa op te bouwen. Voor veel ontwikkelingslanden zou het een probleem kunnen zijn om dit kapitaal in te zetten. Hun economieën zijn doorgaans ook meer geconcentreerd in de meest blootgestelde sectoren, waardoor zij aan grotere economische verschuivingen worden blootgesteld.
Evenzo zouden binnen landen de gemeenschappen die sterk afhankelijk zijn van de meest blootgestelde sectoren met de hoogste kosten worden geconfronteerd. In de VS bijvoorbeeld zijn 44 counties voor meer dan tien procent van hun werkgelegenheid afhankelijk van steenkool, olie en gas, elektriciteit uit fossiele brandstoffen en de automobielindustrie. En natuurlijk zouden huishoudens met lagere inkomens het moeilijker hebben dan hun rijkere tegenhangers om het hoofd te bieden aan kostenstijgingen die worden doorberekend aan de consument – hoewel in sommige gevallen, zoals mobiliteit, kapitaaluitgaven vooraf door consumenten na verloop van tijd lagere bedrijfskosten zouden kunnen opleveren.
Het vijfde kenmerk van de transitie naar netto nul is dat ze is blootgesteld aan risicoʼs op de korte termijn, waaronder de ontheemding van werknemers en gestrande activa. Wij schatten dat in de energiesector tussen nu en 2050 voor 2,1 biljoen dollar aan activa kan worden afgestoten of onderbenut kan raken. En als de invoering van emissiearme technologieën geen gelijke tred houdt met de ontmanteling van technologieën met een hoge uitstoot, kunnen er tekorten en prijspieken ontstaan, waardoor de steun voor de transitie mogelijk wordt uitgehold.
Tegelijkertijd biedt de transitie naar een situatie van netto nul grote kansen – het zesde hoofdkenmerk. Voor bedrijven kan het koolstofarm maken van bestaande processen en producten deze processen en producten kosteneffectiever maken, en nieuwe markten voor emissiearme goederen zullen steeds lucratiever worden.
Bedrijven kunnen ook baat hebben bij de ondersteuning van de productie van deze producten met een lagere uitstoot – bijvoorbeeld door minerale grondstoffen (zoals lithium voor batterijen), fysiek kapitaal (waaronder zonnepanelen) of infrastructuur (zoals oplaadstations voor elektrische autoʼs) te leveren. Er zijn ook ondersteunende en technische diensten nodig, zoals bosbeheer, engineering en ontwerp, financiering, risicobeheer en oplossingen om emissies te meten en te traceren.
Ook landen kunnen er baat bij hebben. Om hun positie in de netto nuleconomie te versterken, kunnen zij hun natuurlijk kapitaal (zoals zonneschijn, wind en land dat kan worden herbebost) benutten en investeren in technologisch, menselijk en fysiek kapitaal. En we mogen het allerbelangrijkste voordeel niet vergeten: het voorkomen van de verdere opbouw van fysieke risicoʼs die de meest catastrofale gevolgen van klimaatverandering zouden kunnen veroorzaken.
Beleidsmakers en leiders uit het bedrijfsleven zouden deze inzichten moeten integreren in al hun beslissingen wanneer zij streven naar een ordelijke, tijdige en soepele transitie naar een netto nul situatie. Dit houdt onder meer in dat moet worden erkend dat abrupte, slecht geplande veranderingen de risicoʼs net zo zeker zouden doen toenemen als vertragingen. Gezien het universele karakter van de transitie moet deze in een nieuwe geest van samenwerking worden aangepakt.
Veel vragen blijven onbeantwoord, zoals wie betaalt, en hoeveel, voor wat. Maar met de proliferatie van de toezeggingen voor netto nul heeft het zoeken naar oplossingen meer momentum dan ooit.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
To prevent unnecessary deaths from treatable diseases, the World Health Organization must be empowered to fulfill its mandate as the leading global emergency responder. If its $7.1 billion fundraising campaign falls short, we risk being caught unprepared again when the next pandemic arrives.
calls on wealthy countries to ensure that the World Health Organization can confront emerging threats.
Not only did Donald Trump win last week’s US presidential election decisively – winning some three million more votes than his opponent, Vice President Kamala Harris – but the Republican Party he now controls gained majorities in both houses on Congress. Given the far-reaching implications of this result – for both US democracy and global stability – understanding how it came about is essential.
Log in/Register
Please log in or register to continue. Registration is free and requires only your email address.
BOSTON – Nu het aanpakken van de klimaatverandering wereldwijd een topprioriteit is geworden, omarmen zowel economische beleidsmakers als bedrijfsstrategen duurzaamheidsdoelstellingen – met name een ʻnetto nulʼ-uitstoot van broeikasgassen (BKG). Maar wat is er nodig om dat te bereiken? In een nieuw rapport van het McKinsey Global Institute proberen mijn co-auteurs en ik deze vraag te beantwoorden.
Aan de hand van het Net-Zero 2050 scenario van het Network for Greening the Financial System hebben we een relatief ordelijke transitie gesimuleerd waarbij de wereldwijde temperatuurstijging beperkt zou blijven tot 1,5° Celsius ten opzichte van het pre-industriële niveau. Hoewel dit geen voorspelling of projectie is, biedt onze analyse op basis van scenarioʼs inzicht in de aard en de omvang van de veranderingen die de transitie naar een situatie van netto nul met zich mee zou brengen, en de omvang van de respons die nodig is om die transitie in goede banen te leiden. Wij zijn tot de bevinding gekomen dat het bereiken van dit doel ingrijpende economische en maatschappelijke verschuivingen met zich mee zou brengen – met gevolgen voor landen, bedrijven en gemeenschappen. Uiteindelijk hebben we vastgesteld dat een succesvolle transitie zes hoofdkenmerken zou hebben.
In de eerste plaats moet de transitie universeel zijn. Elk land en elke economische sector draagt bij aan de uitstoot van broeikasgassen, direct of indirect. Het bereiken van netto nul betekent dus dat de transformatie overal moet plaatsvinden. En gezien de onderlinge afhankelijkheid van energie- en landgebruiksystemen zal coördinatie van essentieel belang zijn. De invoering van elektrische autoʼs zal bijvoorbeeld alleen tot een aanzienlijke vermindering van de uitstoot leiden als de elektriciteit voor de aandrijving ervan afkomstig is van bronnen met een lage uitstoot.
In de tweede plaats zou een succesvolle transitie naar een situatie van netto nul aanzienlijke economische verschuivingen met zich meebrengen. Wij schatten dat het bereiken van netto nul tegen 2050 275 biljoen dollar aan kapitaaluitgaven voor fysieke activa zou vergen – een gemiddelde van 9,2 biljoen dollar per jaar. Dat is 3,5 biljoen dollar per jaar méér dan er nu wordt geïnvesteerd. De verwachte stijging van de uitgaven als gevolg van de inkomensstijging en de bevolkingsgroei, en het transitiebeleid dat al in wetgeving is vastgelegd, verkleint de kloof, maar de vereiste stijging van de jaarlijkse uitgaven zou nog steeds ongeveer 1 biljoen dollar bedragen.
Intussen zou een deel van de bestaande uitgaven moeten worden overgeheveld van activa met een hoge uitstoot naar activa met een lage uitstoot. Ook de arbeidsmarkt zou een grote aanpassing ondergaan: in het NGFS-scenario zouden er tegen 2050 ongeveer tweehonderd miljoen banen bijkomen en 185 miljoen banen verloren gaan als gevolg van een transitie naar een netto nul situatie. Bijscholing en omscholing van werknemers zouden dus van cruciaal belang zijn.
Het derde belangrijke kenmerk van de transitie naar netto nul is dat het beleid – en de bijbehorende investeringen – in de beginfase moeten worden uitgerold. In het NGFS-scenario zouden de uitgaven stijgen van 6,8 procent van het bbp nu naar ongeveer 9 procent van het bbp tussen 2026 en 2030, en vervolgens dalen. Meer in het algemeen moeten dit decennium maatregelen worden genomen om de toename van broeikasgassen in de atmosfeer een halt toe te roepen en de fysieke klimaatrisicoʼs te beperken.
Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, is almost here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, upgrade to PS Digital Plus now at a special discounted rate.
Subscribe Now
In de vierde plaats zullen de effecten van de transitie naar een situatie van netto nul zich ongelijkmatig doen gevoelen. De sectoren met de hoogste mate van blootstelling – omdat zij aanzienlijke hoeveelheden broeikasgassen uitstoten (bijvoorbeeld steenkool- en gasgestookte centrales) of producten verkopen die dat doen (zoals aardolieproducten) – zijn goed voor ongeveer twintig procent van het mondiale bbp. Sectoren met aanbodketens met een hoge uitstoot, zoals de bouw, zijn goed voor nog eens tien procent van het bbp.
Op nationaal niveau zouden de ontwikkelingseconomieën een groter deel van hun bbp dan de rijke landen moeten besteden – bijna elf procent in India, tegenover vier à vijf procent in de Europese Unie en de Verenigde Staten – om de economische ontwikkeling te ondersteunen en emissiearme activa op te bouwen. Voor veel ontwikkelingslanden zou het een probleem kunnen zijn om dit kapitaal in te zetten. Hun economieën zijn doorgaans ook meer geconcentreerd in de meest blootgestelde sectoren, waardoor zij aan grotere economische verschuivingen worden blootgesteld.
Evenzo zouden binnen landen de gemeenschappen die sterk afhankelijk zijn van de meest blootgestelde sectoren met de hoogste kosten worden geconfronteerd. In de VS bijvoorbeeld zijn 44 counties voor meer dan tien procent van hun werkgelegenheid afhankelijk van steenkool, olie en gas, elektriciteit uit fossiele brandstoffen en de automobielindustrie. En natuurlijk zouden huishoudens met lagere inkomens het moeilijker hebben dan hun rijkere tegenhangers om het hoofd te bieden aan kostenstijgingen die worden doorberekend aan de consument – hoewel in sommige gevallen, zoals mobiliteit, kapitaaluitgaven vooraf door consumenten na verloop van tijd lagere bedrijfskosten zouden kunnen opleveren.
Het vijfde kenmerk van de transitie naar netto nul is dat ze is blootgesteld aan risicoʼs op de korte termijn, waaronder de ontheemding van werknemers en gestrande activa. Wij schatten dat in de energiesector tussen nu en 2050 voor 2,1 biljoen dollar aan activa kan worden afgestoten of onderbenut kan raken. En als de invoering van emissiearme technologieën geen gelijke tred houdt met de ontmanteling van technologieën met een hoge uitstoot, kunnen er tekorten en prijspieken ontstaan, waardoor de steun voor de transitie mogelijk wordt uitgehold.
Tegelijkertijd biedt de transitie naar een situatie van netto nul grote kansen – het zesde hoofdkenmerk. Voor bedrijven kan het koolstofarm maken van bestaande processen en producten deze processen en producten kosteneffectiever maken, en nieuwe markten voor emissiearme goederen zullen steeds lucratiever worden.
Bedrijven kunnen ook baat hebben bij de ondersteuning van de productie van deze producten met een lagere uitstoot – bijvoorbeeld door minerale grondstoffen (zoals lithium voor batterijen), fysiek kapitaal (waaronder zonnepanelen) of infrastructuur (zoals oplaadstations voor elektrische autoʼs) te leveren. Er zijn ook ondersteunende en technische diensten nodig, zoals bosbeheer, engineering en ontwerp, financiering, risicobeheer en oplossingen om emissies te meten en te traceren.
Ook landen kunnen er baat bij hebben. Om hun positie in de netto nuleconomie te versterken, kunnen zij hun natuurlijk kapitaal (zoals zonneschijn, wind en land dat kan worden herbebost) benutten en investeren in technologisch, menselijk en fysiek kapitaal. En we mogen het allerbelangrijkste voordeel niet vergeten: het voorkomen van de verdere opbouw van fysieke risicoʼs die de meest catastrofale gevolgen van klimaatverandering zouden kunnen veroorzaken.
Beleidsmakers en leiders uit het bedrijfsleven zouden deze inzichten moeten integreren in al hun beslissingen wanneer zij streven naar een ordelijke, tijdige en soepele transitie naar een netto nul situatie. Dit houdt onder meer in dat moet worden erkend dat abrupte, slecht geplande veranderingen de risicoʼs net zo zeker zouden doen toenemen als vertragingen. Gezien het universele karakter van de transitie moet deze in een nieuwe geest van samenwerking worden aangepakt.
Veel vragen blijven onbeantwoord, zoals wie betaalt, en hoeveel, voor wat. Maar met de proliferatie van de toezeggingen voor netto nul heeft het zoeken naar oplossingen meer momentum dan ooit.
Vertaling: Menno Grootveld