delong253_Spencer PlattGetty Images_stock Spencer PlattGetty Images

Beleggingstheorie in de praktijk

BERKELEY – Stel dat u uw vermogen had belegd in een breed gediversifieerde portefeuille aandelen, beginnend in januari 1871, waarbij de dividenden werden toegevoegd aan uw portefeuille en uw portefeuille elk jaar in januari opnieuw werd gebalanceerd om de diversificatie te behouden. Als u ook geen belastingen en kosten had betaald, zou u in januari dit jaar 65.004 keer uw oorspronkelijke belegging hebben verdiend. Als u daarentegen hetzelfde experiment had uitgevoerd met langlopende Amerikaanse staatsobligaties, zou u slechts 41 keer uw initiële belegging hebben verdiend. Dat is het verschil tussen een gemiddeld jaarlijks inflatiegecorrigeerd rendement van 7,3 procent voor aandelen en 2,5 procent voor obligaties – 4,8 procentpunten per jaar, of wat Rajnish Mehra en Edward C. Prescott de ‘equity premium puzzle’ noemen.

Natuurlijk is geen van deze strategieën in het echte leven mogelijk, omdat men ook commissies moet betalen en te maken heeft met de prijsdruk van het herbalanceren van de portefeuille door winnaars te verkopen en verliezers te kopen. Ook de belastingen zouden een flinke hap uit uw vermogen nemen. Ze zouden geheven worden op uw rente-inkomsten uit obligaties, op uw gerealiseerde kapitaalwinst op aandelen en – in de tijd dat het terugkopen van aandelen nog erg impopulair was – op de dividenden die u ontving. Samen zouden deze kosten uw reële rendement met misschien een derde verlagen, waardoor er een aandelenpremie overblijft van ongeveer 3,2 procentpunten per jaar. Dat betekent dat een aandelenbelegger in gemiddeld 22 jaar twee keer zoveel zou kunnen verdienen als een obligatiebelegger.

Voordat Edgar L. Smith in de jaren 1920 Common Stocks as Long-Term Investmentspubliceerde, was dit basisgegeven over aandelen- en obligatiebeleggers niet algemeen bekend. De meeste mensen beschouwden aandelen als zeer ‘speculatief,’ omdat ze zich meer richtten op het rendement van individuele aandelen en op de grote kans dat een bepaald bedrijf er niet in zou slagen om zijn positie op de markt te behouden. Wedden op individuele aandelen kon het beste worden overgelaten aan gokkers, insiders met speciale informatie of mensen die echt geloofden dat ze speciale inzichten hadden in de conjunctuurcyclus. Maar de meeste particuliere aandelenbeleggers lijden aan het Dunning-Kruger effect (denken dat je slimmer bent dan je in werkelijkheid bent), en daarom hebben hun verliezen lange tijd de winsten van succesvolle professionele aandelenhandelaren gespekt.

Dit inzicht is niet onjuist. Maar hoewel het speculeren in individuele aandelen een spel voor gekken kan zijn, is het samenstellen van een grote, goed gespreide aandelenportefeuille iets heel anders. Door het risico te spreiden over bedrijven, kan men het in wezen grotendeels elimineren. Bovendien hebben gediversifieerde aandelenbeleggingen op de langere termijn vaak andere risicoverlagende voordelen die over het hoofd worden gezien door beleggers die zich richten op de kortetermijnprestaties van individuele bedrijven.

De werking van de semi-regelmatige conjunctuurcyclus betekent dat de lage cashflow van een bedrijf dit jaar waarschijnlijk gecompenseerd zal worden door hogere cashflows over drie, vijf of tien jaar. Ook veranderingen in waarderingsratio’s – het veelvoud van de gemiddelde verwachte toekomstige inkomsten en dividenden dat de markt bereid is te betalen – zullen in de toekomst waarschijnlijk in hun tegendeel omslaan. Hieruit volgt dat een echt gediversifieerde langetermijnbelegger marktschommelingen en voorbijgaande winstfluctuaties zou moeten negeren, en gewoon vertrouwen zou moeten hebben in de winstgevendheid van bedrijven op de langere termijn.

Het succes van de gediversifieerde langetermijnbenadering van aandelen leidt ook tot de vraag of staatsobligaties wel zo veilig zijn als wordt aangenomen. Obligaties zijn immers buitengewoon gevoelig voor inflatie, en als er ooit omstandigheden zijn die aanzienlijke blijvende schade toebrengen aan de winstgevendheid van bedrijven, zullen ze de overheidsfinanciën waarschijnlijk nog meer ontwrichten.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Een ander opmerkelijk kenmerk van de activamarkten is dat deze kloof tussen aandelen en obligaties hardnekkig is door de generaties heen. Een aandelenbelegger die zijn veertigjarige carrière in 1910 beëindigde, zou drie keer meer vermogen hebben vergaard (exclusief belastingen en transactiekosten) dan een obligatiebelegger, en hetzelfde geldt voor een aandelenbelegger die zijn veertigjarige carrière in 1950 beëindigde, of in 1990. In het verleden behaalde resultaten bieden nooit een garantie voor de toekomst, maar het blijft een feit dat in een doorsneejaar de bedrijfswinsten ten minste vier procent van de beurswaarde van de aandelen bedragen, terwijl obligatiebeleggers blij mogen zijn als het rendement twee punten boven de inflatie ligt.

Als aandelen op de langere termijn zo’n goede deal zijn, waarom zijn beleggers in Amerikaanse aandelen dan niet rijker? Eén antwoord is dat sommigen dat wel zijn: kijk maar naar de carrière van Warren Buffett. Maar belangrijker is dat het tijd kost voordat de wet van de gemiddelden zijn werk gaat doen – voordat ‘gemiddeld’ echt ‘doorsnee’ wordt. Als u een periode meemaakt waarin u uw volledige inleg verliest, zult u niet de tijd hebben om die terug te verdienen. Wiskundig gezien kan uw strategie een hoog verwacht rendement hebben gehad. Maar als u uw portefeuille van januari tot januari vasthoudt en dan herbalanceert, kan er een jaar komen waarin het spectaculair misgaat. Dat gebeurde in 1931 en 2009, en het is misschien slechts een kwestie van tijd voordat het weer zal gebeuren.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/bSXaQwjnl