GABORONE – Wereldleiders, diplomaten, inlichtingenfunctionarissen en wetenschappers kwamen in februari in Duitsland bijeen voor de jaarlijkse Veiligheidsconferentie van München (MSC), te midden van een voortrazende landoorlog in Europa en verhoogde geopolitieke spanningen. Als gevolg daarvan lag de nadruk op traditionele veiligheidsbedreigingen. Dat is zowel begrijpelijk als teleurstellend.
Terwijl de eerste verjaardag van de Russische inval in Oekraïne de MSC-discussies domineerde, samen met massamigratie en de dreiging van een nieuwe koude oorlog, was er weinig belangstelling voor zaken als aanpassing aan de klimaatverandering en groene financiering. Aangezien de organisatoren van de MSC de transformatie van de betrekkingen tussen het Mondiale Noorden en Zuiden als een van de thema’s van dit jaar hadden aangemerkt, is het gebrek aan belangstelling voor het verzachten van de ergste gevolgen van de opwarming van de aarde een gemiste kans. Belangrijker nog, het weerspiegelt een grondig misverstand over de grootste bedreiging waarmee onze planeet vandaag de dag wordt geconfronteerd.
Dit is niet de eerste keer dat de inlichtingengemeenschap een ernstige (zij het niet-traditionele) bedreiging bagatelliseert. Net zoals de conferentie van 2019 het risico van een pandemie negeerde, ging de conferentie van dit jaar grotendeels voorbij aan de systemische risico’s – waaronder economische achteruitgang, voedselonzekerheid en gedwongen verplaatsing – die de klimaatverandering met zich meebrengt.
Maar anders dan de toenmalige hypothetische dreiging van een pandemie in 2019, richt de klimaatverandering nu al overal ter wereld grote schade aan. Veertig procent van de S&P 500-bedrijven kreeg in 2021 te maken met ontwrichtingen van de aanbodketen, en door de verwoestende overstromingen van vorig jaar in Pakistan zal de rijstproductie van het land dit jaar naar verwachting met zeven procent dalen. Dit zal de voedselonzekerheid verergeren en de politieke instabiliteit aanwakkeren in landen die voor de invoer van rijst afhankelijk zijn van Pakistan, zoals Afghanistan, Kazachstan en Kenia.
Nu extreme weersomstandigheden vaker voorkomen en intenser worden, zullen ontwikkelingslanden waarschijnlijk het hardst worden getroffen. Vorig jaar verwoestten overstromingen de haven van Durban, Zuid-Afrika, waardoor de wereldwijde aanvoer van kobalt en andere grondstoffen werd afgesneden. Een supertyfoon die het industriële hart van Taiwan of China treft, zou de wereldwijde productie van halfgeleiders lamleggen, net zoals de verwoestende overstromingen in Thailand in 2011 de aanvoer van harde schijven voor computers ontwrichtten en de prijzen van auto’s, camera’s en telefoons deden stijgen.
Om de wereldwijde veiligheid en veerkracht te versterken, moeten we erkennen dat aanpassingsfinanciering ‘een onvermijdelijke noodzaak’ is, zoals een recent rapport van verzekeraar Swiss Re het formuleerde (en zoals de VN-conferentie over klimaatverandering vorig jaar in Egypte bevestigde door de Sharm el-Sheikh Adaptation Agenda te omarmen). Volgens de VN is de internationale financiering die naar de ontwikkelingslanden vloeit voor klimaataanpassingsprogramma’s vijf tot tien keer minder dan wat nodig is. En de kloof wordt groter: de jaarlijkse klimaataanpassingsbehoeften van de ontwikkelingslanden zullen naar verwachting toenemen tot 160-340 miljard dollar in 2030 en tot 315-565 miljard dollar in 2050.
Gelukkig worden regeringen zich steeds meer bewust van de dringende noodzaak om de financiering voor klimaatmitigatie en -aanpassing op te voeren. Maar ze versterken hun aanbodketens niet snel genoeg als voorzorgsmaatregel voor de onvermijdelijke ontwrichtingen. Zo heeft het Climate Change Committee, dat de Britse regering adviseert, afgelopen november aanbevolen dat het Verenigd Koninkrijk financiële steun biedt aan landen waarvan het afhankelijk is voor cruciale voedselimporten. In een recent rapport waarschuwde de commissie dat bijna twintig procent van de Britse handel afhankelijk is van klimaatgevoelige landen en merkte zij op dat een stijging van de voedselinvoerprijzen de armsten van het land het hardst zou treffen.
Deze analyse komt overeen met soortgelijke studies in Duitsland en Zweden, waarin de ontwikkelde landen werden opgeroepen hun blootstelling aan klimaatrisico’s te verminderen in plaats van zich te concentreren op rampenbestrijding. Maar in een tijd waarin regeringen miljarden uitgeven om hun defensiebudgetten op te krikken, is de vooruitgang op dit front op zijn best traag, ook al kan verwaarlozing van deze existentiële dreiging rampzalige gevolgen hebben.
Om ons tijdperk van ‘polycrisis’ – versnelde klimaatverandering, oorlog, inflatie en de nog steeds voortdurende pandemie – te overleven, moeten we op grote schaal investeren in mitigatie en aanpassing. De ontwikkelde landen moeten ook een tandje bijsteken en ervoor zorgen dat lage-inkomenslanden die in de frontlinie van de klimaatverandering staan, hun veerkracht kunnen versterken. Door initiatieven als het Adaptation Fund van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Africa Climate Risk Facility te financieren, kan de internationale gemeenschap de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de wereld de broodnodige bescherming bieden.
Maar zelfs deze initiatieven, hoe cruciaal ook, volstaan niet. Hervormingen van de leenpraktijken bij multilaterale ontwikkelingsbanken zijn essentieel om de klimaatfinancieringskloof in de ontwikkelingslanden te dichten. Het bevorderen van een inclusieve groene financiële infrastructuur die de dreigende wereldwijde crisis in goede banen kan leiden, vergelijkbaar met de oprichting van de Bretton Woods-instellingen na de Tweede Wereldoorlog, zou ons helpen een ecologische en humanitaire ramp af te wenden.
Ten slotte vormt de klimaatverandering een enorm risico voor de mondiale stabiliteit. Als we economische veerkracht op de lange termijn willen opbouwen, is het in het belang van de nationale veiligheid van elk land, ook van de rijkste landen ter wereld, om de mitigatie- en aanpassingsinspanningen in het Mondiale Zuiden te ondersteunen. Zoals we tijdens de COVID-19-pandemie hebben geleerd, is niemand veilig totdat iedereen veilig is.
Vertaling: Menno Grootveld
GABORONE – Wereldleiders, diplomaten, inlichtingenfunctionarissen en wetenschappers kwamen in februari in Duitsland bijeen voor de jaarlijkse Veiligheidsconferentie van München (MSC), te midden van een voortrazende landoorlog in Europa en verhoogde geopolitieke spanningen. Als gevolg daarvan lag de nadruk op traditionele veiligheidsbedreigingen. Dat is zowel begrijpelijk als teleurstellend.
Terwijl de eerste verjaardag van de Russische inval in Oekraïne de MSC-discussies domineerde, samen met massamigratie en de dreiging van een nieuwe koude oorlog, was er weinig belangstelling voor zaken als aanpassing aan de klimaatverandering en groene financiering. Aangezien de organisatoren van de MSC de transformatie van de betrekkingen tussen het Mondiale Noorden en Zuiden als een van de thema’s van dit jaar hadden aangemerkt, is het gebrek aan belangstelling voor het verzachten van de ergste gevolgen van de opwarming van de aarde een gemiste kans. Belangrijker nog, het weerspiegelt een grondig misverstand over de grootste bedreiging waarmee onze planeet vandaag de dag wordt geconfronteerd.
Dit is niet de eerste keer dat de inlichtingengemeenschap een ernstige (zij het niet-traditionele) bedreiging bagatelliseert. Net zoals de conferentie van 2019 het risico van een pandemie negeerde, ging de conferentie van dit jaar grotendeels voorbij aan de systemische risico’s – waaronder economische achteruitgang, voedselonzekerheid en gedwongen verplaatsing – die de klimaatverandering met zich meebrengt.
Maar anders dan de toenmalige hypothetische dreiging van een pandemie in 2019, richt de klimaatverandering nu al overal ter wereld grote schade aan. Veertig procent van de S&P 500-bedrijven kreeg in 2021 te maken met ontwrichtingen van de aanbodketen, en door de verwoestende overstromingen van vorig jaar in Pakistan zal de rijstproductie van het land dit jaar naar verwachting met zeven procent dalen. Dit zal de voedselonzekerheid verergeren en de politieke instabiliteit aanwakkeren in landen die voor de invoer van rijst afhankelijk zijn van Pakistan, zoals Afghanistan, Kazachstan en Kenia.
Nu extreme weersomstandigheden vaker voorkomen en intenser worden, zullen ontwikkelingslanden waarschijnlijk het hardst worden getroffen. Vorig jaar verwoestten overstromingen de haven van Durban, Zuid-Afrika, waardoor de wereldwijde aanvoer van kobalt en andere grondstoffen werd afgesneden. Een supertyfoon die het industriële hart van Taiwan of China treft, zou de wereldwijde productie van halfgeleiders lamleggen, net zoals de verwoestende overstromingen in Thailand in 2011 de aanvoer van harde schijven voor computers ontwrichtten en de prijzen van auto’s, camera’s en telefoons deden stijgen.
Om de wereldwijde veiligheid en veerkracht te versterken, moeten we erkennen dat aanpassingsfinanciering ‘een onvermijdelijke noodzaak’ is, zoals een recent rapport van verzekeraar Swiss Re het formuleerde (en zoals de VN-conferentie over klimaatverandering vorig jaar in Egypte bevestigde door de Sharm el-Sheikh Adaptation Agenda te omarmen). Volgens de VN is de internationale financiering die naar de ontwikkelingslanden vloeit voor klimaataanpassingsprogramma’s vijf tot tien keer minder dan wat nodig is. En de kloof wordt groter: de jaarlijkse klimaataanpassingsbehoeften van de ontwikkelingslanden zullen naar verwachting toenemen tot 160-340 miljard dollar in 2030 en tot 315-565 miljard dollar in 2050.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Gelukkig worden regeringen zich steeds meer bewust van de dringende noodzaak om de financiering voor klimaatmitigatie en -aanpassing op te voeren. Maar ze versterken hun aanbodketens niet snel genoeg als voorzorgsmaatregel voor de onvermijdelijke ontwrichtingen. Zo heeft het Climate Change Committee, dat de Britse regering adviseert, afgelopen november aanbevolen dat het Verenigd Koninkrijk financiële steun biedt aan landen waarvan het afhankelijk is voor cruciale voedselimporten. In een recent rapport waarschuwde de commissie dat bijna twintig procent van de Britse handel afhankelijk is van klimaatgevoelige landen en merkte zij op dat een stijging van de voedselinvoerprijzen de armsten van het land het hardst zou treffen.
Deze analyse komt overeen met soortgelijke studies in Duitsland en Zweden, waarin de ontwikkelde landen werden opgeroepen hun blootstelling aan klimaatrisico’s te verminderen in plaats van zich te concentreren op rampenbestrijding. Maar in een tijd waarin regeringen miljarden uitgeven om hun defensiebudgetten op te krikken, is de vooruitgang op dit front op zijn best traag, ook al kan verwaarlozing van deze existentiële dreiging rampzalige gevolgen hebben.
Om ons tijdperk van ‘polycrisis’ – versnelde klimaatverandering, oorlog, inflatie en de nog steeds voortdurende pandemie – te overleven, moeten we op grote schaal investeren in mitigatie en aanpassing. De ontwikkelde landen moeten ook een tandje bijsteken en ervoor zorgen dat lage-inkomenslanden die in de frontlinie van de klimaatverandering staan, hun veerkracht kunnen versterken. Door initiatieven als het Adaptation Fund van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Africa Climate Risk Facility te financieren, kan de internationale gemeenschap de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de wereld de broodnodige bescherming bieden.
Maar zelfs deze initiatieven, hoe cruciaal ook, volstaan niet. Hervormingen van de leenpraktijken bij multilaterale ontwikkelingsbanken zijn essentieel om de klimaatfinancieringskloof in de ontwikkelingslanden te dichten. Het bevorderen van een inclusieve groene financiële infrastructuur die de dreigende wereldwijde crisis in goede banen kan leiden, vergelijkbaar met de oprichting van de Bretton Woods-instellingen na de Tweede Wereldoorlog, zou ons helpen een ecologische en humanitaire ramp af te wenden.
Ten slotte vormt de klimaatverandering een enorm risico voor de mondiale stabiliteit. Als we economische veerkracht op de lange termijn willen opbouwen, is het in het belang van de nationale veiligheid van elk land, ook van de rijkste landen ter wereld, om de mitigatie- en aanpassingsinspanningen in het Mondiale Zuiden te ondersteunen. Zoals we tijdens de COVID-19-pandemie hebben geleerd, is niemand veilig totdat iedereen veilig is.
Vertaling: Menno Grootveld