NEW YORK/LONDEN/GENÈVE – November was een drukke maand voor de klimaatveranderingspolitiek. Terwijl beleidsmakers probeerden vooruitgang te boeken op de VN-conferentie over klimaatverandering (COP27) in het Egyptische Sharm El-Sheikh, kwamen de wereldleiders bijeen op het Indonesische Bali voor de G20-top. Hoewel geen van beide toppen gericht was op de samenloop van de milieu- en schuldencrises die momenteel een groot deel van het Mondiale Zuiden teistert, werd op beide toppen enige vooruitgang geboekt om de ontwikkelingslanden de financiële steun te bieden die zij nodig hebben om de huidige storm te doorstaan.
Op Bali herhaalden de leiders van ʼs werelds grootste economieën grotendeels hun eerdere standpunten over de schuldencrisis, met slechts kleine aanpassingen. Maar op COP27 konden ook kleinere landen hun stem laten horen en de noodzaak van internationale actie voor schuldverlichting onderstrepen. Zo pleitte premier Mia Mottley van Barbados bij de internationale gemeenschap voor hulp aan klimaatgevoelige landen. Haar ʻBridgetown Agendaʼ stelt een driestappenplan voor om de crisis in de ontwikkelingslanden aan te pakken, waaronder noodliquiditeitsinjecties door het Internationale Monetaire Fonds, meer leningen van multilaterale ontwikkelingsbanken en nieuwe financieringsmechanismen.
Mottley was niet de enige die pleitte voor het aanpakken van de groeiende liquiditeitskrapte. De Colombiaanse president Gustavo Petro stelde van zijn kant voor dat het IMF een schuld-voor-investeringsprogramma opstart dat de projecten voor aanpassing aan en vermindering van de klimaatverandering in ontwikkelingslanden kan helpen versnellen. Met de steun van de Economische Commissie voor Afrika van de VN lanceerde Egypte een coalitie voor duurzame schulden. En maatschappelijke groeperingen die zijn aangesloten bij de beweging Debt for Climate riepen op tot kwijtschelding van de schulden van de armste landen ter wereld. Maar uiteindelijk was de grootste doorbraak van COP27 het besluit om een verlies- en schadefonds op te richten dat ontwikkelingslanden moet helpen om de ergste gevolgen van de klimaatverandering op te vangen.
Maar hoe werden de schulden het meest besproken probleem op een conferentie over de bestrijding van de klimaatverandering? De inval van Rusland in Oekraïne heeft de energie- en voedselmarkten ontwricht, waardoor de prijzen wereldwijd zijn gestegen. Maar terwijl de ontwikkelde landen worstelen met de gevolgen van de hoge inflatie, zijn de energie-importerende ontwikkelingslanden het hardst getroffen. Hun deviezenreserves zijn snel uitgeput geraakt, waardoor de overheidsfinanciën – die al zijn aangetast door tweeënhalf jaar COVID-19 – onder druk zijn komen te staan. Door de stijgende energiekosten zijn elektriciteitsrantsoenering en stroomuitval steeds gebruikelijker geworden, waardoor de economische situatie van de landen met een laag inkomen nog verder is verslechterd.
De problemen van deze landen worden nog verergerd doordat de agressieve renteverhogingen van de Federal Reserve (de Fed, het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) de dollar hebben versterkt en andere vooraanstaande centrale banken zich gedwongen hebben gezien het voorbeeld van de Fed te volgen. Voor ontwikkelingslanden in moeilijkheden is het nog nooit zo lastig geweest om de gevolgen van klimaatgerelateerde milieurampen zoals overstromingen, droogte en zware stormen op te vangen, en veel van de economische en sociale vooruitgang van de afgelopen decennia wordt nu teruggedraaid.
Buiten hun schuld staan landen met lagere inkomens aan de rand van een economische afgrond. Volgens het IMF is ruim een kwart van de opkomende economieën in gebreke gebleven bij het aflossen van schulden; veel landen hebben staatsobligaties met een noodlijdend karakter. Meer dan zestig procent van de landen met een laag inkomen verkeert in schuldennood of loopt een groot risico daarop. Doordat regeringen niet genoeg hebben geïnvesteerd in maatregelen voor klimaataanpassing en veerkracht, is ook het staatsrisico verslechterd en zijn de kapitaalkosten gestegen, waardoor een vicieuze cirkel is ontstaan die de overheidsfinanciën en de houdbaarheid van de schulden verder zal verlammen.
Het gemeenschappelijk raamwerk voor schuldbehandeling van de G20, dat tot doel heeft schuldverlichting te bieden aan landen in moeilijkheden, heeft niet geleid tot doeltreffende en tijdige maatregelen. Bovendien worden middeninkomenslanden uitgesloten en ontbreekt een mechanisme om de betrokkenheid van particuliere crediteuren te waarborgen. Van de drie landen die om schuldbehandeling hadden verzocht – Tsjaad, Ethiopië en Zambia – heeft alleen Tsjaad een akkoord bereikt met zijn schuldeisers, en dat pas na slopende onderhandelingen van twee jaar en zonder kwijtschelding. De ervaring van deze drie landen zal andere noodlijdende landen er waarschijnlijk van weerhouden schuldsanering na te streven.
Een groot deel van het debat over klimaatverandering en schulden richt zich op schuld-voor-klimaat (ook bekend als schuld-voor-natuur)-programmaʼs, waarbij landen een deel van hun schulden kunnen kwijtschelden in ruil voor de financiering van binnenlandse klimaatprojecten. Hoewel dergelijke regelingen een welkome financieringsbron zijn voor essentiële natuurbeschermingsinspanningen, maken de hoge transactiekosten en het beperkte volume ervan ze ongeschikt om een schuldencrisis van systemische omvang aan te pakken.
Kwetsbare landen op weg helpen naar klimaatbestendigheid en groene ontwikkeling zou zowel debiteuren als crediteuren ten goede komen. Daarom moet de internationale gemeenschap, en de G20-landen in het bijzonder, overeenstemming bereiken over een alomvattend schuldverlichtingsinitiatief waarmee noodlijdende landen groene projecten kunnen financieren in ruil voor gedeeltelijke schuldkwijtschelding.
Nu India formeel het voorzitterschap van de G20 op zich heeft genomen, moet het een onafhankelijk onderzoek instellen naar de schuldenagenda van de G20 en aanbevelingen doen voor hervormingen. Ook landen met een hoge schuldenlast, die doorgaans geen stem hebben op G20-toppen, moeten bij het proces betrokken worden. Eind 2021 heeft de V20 Group, die de ministers van Financiën van 58 klimaatgevoelige landen met een gezamenlijke bevolking van 1,5 miljard mensen vertegenwoordigt, een schuldsaneringsregeling voorgesteld met praktische oplossingen voor de financiering van koolstofarme projecten. De rijkste landen ter wereld zouden serieus moeten overwegen dit plan te steunen.
Een andere dwingende suggestie, die door de Franse president Emmanuel Macron op de COP27 werd gesteund, is het bijeenroepen van een panel van deskundigen op hoog niveau om na te denken over de vraag hoe de houdbaarheid van de schulden op de langere termijn kan worden gewaarborgd en de schuldenlanden in staat kunnen worden gesteld investeringen te mobiliseren.
De internationale gemeenschap moet voorkomen dat de fouten van eerdere schuldencrises worden herhaald. Te weinig doen, en te laat, zou leiden tot zich opeenstapelende crises in tientallen ontwikkelingslanden, waardoor de sociale en politieke stabiliteit in gevaar zou komen en de internationale klimaatagenda verder zou ontsporen. Voor een rechtvaardige, klimaatbestendige toekomst moeten we eerst de dreigende schuldenramp afwenden.
Ook Shamshad Akhtar, voormalig adjunct-secretarisgeneraal van de Verenigde Naties; Anzetse Were, hoofdeconoom bij Financial Sector Deepening Kenya; Kevin P. Gallagher, directeur van het Global Development Policy Center van de universiteit van Boston; en Jörg Haas, hoofd internationale politiek bij de Heinrich Böll Stiftung, hebben aan dit commentaar bijgedragen.
De auteurs zijn medevoorzitters van het Debt Relief for a Green and Inclusive Recovery Project.
Vertaling: Menno Grootveld
NEW YORK/LONDEN/GENÈVE – November was een drukke maand voor de klimaatveranderingspolitiek. Terwijl beleidsmakers probeerden vooruitgang te boeken op de VN-conferentie over klimaatverandering (COP27) in het Egyptische Sharm El-Sheikh, kwamen de wereldleiders bijeen op het Indonesische Bali voor de G20-top. Hoewel geen van beide toppen gericht was op de samenloop van de milieu- en schuldencrises die momenteel een groot deel van het Mondiale Zuiden teistert, werd op beide toppen enige vooruitgang geboekt om de ontwikkelingslanden de financiële steun te bieden die zij nodig hebben om de huidige storm te doorstaan.
Op Bali herhaalden de leiders van ʼs werelds grootste economieën grotendeels hun eerdere standpunten over de schuldencrisis, met slechts kleine aanpassingen. Maar op COP27 konden ook kleinere landen hun stem laten horen en de noodzaak van internationale actie voor schuldverlichting onderstrepen. Zo pleitte premier Mia Mottley van Barbados bij de internationale gemeenschap voor hulp aan klimaatgevoelige landen. Haar ʻBridgetown Agendaʼ stelt een driestappenplan voor om de crisis in de ontwikkelingslanden aan te pakken, waaronder noodliquiditeitsinjecties door het Internationale Monetaire Fonds, meer leningen van multilaterale ontwikkelingsbanken en nieuwe financieringsmechanismen.
Mottley was niet de enige die pleitte voor het aanpakken van de groeiende liquiditeitskrapte. De Colombiaanse president Gustavo Petro stelde van zijn kant voor dat het IMF een schuld-voor-investeringsprogramma opstart dat de projecten voor aanpassing aan en vermindering van de klimaatverandering in ontwikkelingslanden kan helpen versnellen. Met de steun van de Economische Commissie voor Afrika van de VN lanceerde Egypte een coalitie voor duurzame schulden. En maatschappelijke groeperingen die zijn aangesloten bij de beweging Debt for Climate riepen op tot kwijtschelding van de schulden van de armste landen ter wereld. Maar uiteindelijk was de grootste doorbraak van COP27 het besluit om een verlies- en schadefonds op te richten dat ontwikkelingslanden moet helpen om de ergste gevolgen van de klimaatverandering op te vangen.
Maar hoe werden de schulden het meest besproken probleem op een conferentie over de bestrijding van de klimaatverandering? De inval van Rusland in Oekraïne heeft de energie- en voedselmarkten ontwricht, waardoor de prijzen wereldwijd zijn gestegen. Maar terwijl de ontwikkelde landen worstelen met de gevolgen van de hoge inflatie, zijn de energie-importerende ontwikkelingslanden het hardst getroffen. Hun deviezenreserves zijn snel uitgeput geraakt, waardoor de overheidsfinanciën – die al zijn aangetast door tweeënhalf jaar COVID-19 – onder druk zijn komen te staan. Door de stijgende energiekosten zijn elektriciteitsrantsoenering en stroomuitval steeds gebruikelijker geworden, waardoor de economische situatie van de landen met een laag inkomen nog verder is verslechterd.
De problemen van deze landen worden nog verergerd doordat de agressieve renteverhogingen van de Federal Reserve (de Fed, het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) de dollar hebben versterkt en andere vooraanstaande centrale banken zich gedwongen hebben gezien het voorbeeld van de Fed te volgen. Voor ontwikkelingslanden in moeilijkheden is het nog nooit zo lastig geweest om de gevolgen van klimaatgerelateerde milieurampen zoals overstromingen, droogte en zware stormen op te vangen, en veel van de economische en sociale vooruitgang van de afgelopen decennia wordt nu teruggedraaid.
Buiten hun schuld staan landen met lagere inkomens aan de rand van een economische afgrond. Volgens het IMF is ruim een kwart van de opkomende economieën in gebreke gebleven bij het aflossen van schulden; veel landen hebben staatsobligaties met een noodlijdend karakter. Meer dan zestig procent van de landen met een laag inkomen verkeert in schuldennood of loopt een groot risico daarop. Doordat regeringen niet genoeg hebben geïnvesteerd in maatregelen voor klimaataanpassing en veerkracht, is ook het staatsrisico verslechterd en zijn de kapitaalkosten gestegen, waardoor een vicieuze cirkel is ontstaan die de overheidsfinanciën en de houdbaarheid van de schulden verder zal verlammen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Het gemeenschappelijk raamwerk voor schuldbehandeling van de G20, dat tot doel heeft schuldverlichting te bieden aan landen in moeilijkheden, heeft niet geleid tot doeltreffende en tijdige maatregelen. Bovendien worden middeninkomenslanden uitgesloten en ontbreekt een mechanisme om de betrokkenheid van particuliere crediteuren te waarborgen. Van de drie landen die om schuldbehandeling hadden verzocht – Tsjaad, Ethiopië en Zambia – heeft alleen Tsjaad een akkoord bereikt met zijn schuldeisers, en dat pas na slopende onderhandelingen van twee jaar en zonder kwijtschelding. De ervaring van deze drie landen zal andere noodlijdende landen er waarschijnlijk van weerhouden schuldsanering na te streven.
Een groot deel van het debat over klimaatverandering en schulden richt zich op schuld-voor-klimaat (ook bekend als schuld-voor-natuur)-programmaʼs, waarbij landen een deel van hun schulden kunnen kwijtschelden in ruil voor de financiering van binnenlandse klimaatprojecten. Hoewel dergelijke regelingen een welkome financieringsbron zijn voor essentiële natuurbeschermingsinspanningen, maken de hoge transactiekosten en het beperkte volume ervan ze ongeschikt om een schuldencrisis van systemische omvang aan te pakken.
Kwetsbare landen op weg helpen naar klimaatbestendigheid en groene ontwikkeling zou zowel debiteuren als crediteuren ten goede komen. Daarom moet de internationale gemeenschap, en de G20-landen in het bijzonder, overeenstemming bereiken over een alomvattend schuldverlichtingsinitiatief waarmee noodlijdende landen groene projecten kunnen financieren in ruil voor gedeeltelijke schuldkwijtschelding.
Nu India formeel het voorzitterschap van de G20 op zich heeft genomen, moet het een onafhankelijk onderzoek instellen naar de schuldenagenda van de G20 en aanbevelingen doen voor hervormingen. Ook landen met een hoge schuldenlast, die doorgaans geen stem hebben op G20-toppen, moeten bij het proces betrokken worden. Eind 2021 heeft de V20 Group, die de ministers van Financiën van 58 klimaatgevoelige landen met een gezamenlijke bevolking van 1,5 miljard mensen vertegenwoordigt, een schuldsaneringsregeling voorgesteld met praktische oplossingen voor de financiering van koolstofarme projecten. De rijkste landen ter wereld zouden serieus moeten overwegen dit plan te steunen.
Een andere dwingende suggestie, die door de Franse president Emmanuel Macron op de COP27 werd gesteund, is het bijeenroepen van een panel van deskundigen op hoog niveau om na te denken over de vraag hoe de houdbaarheid van de schulden op de langere termijn kan worden gewaarborgd en de schuldenlanden in staat kunnen worden gesteld investeringen te mobiliseren.
De internationale gemeenschap moet voorkomen dat de fouten van eerdere schuldencrises worden herhaald. Te weinig doen, en te laat, zou leiden tot zich opeenstapelende crises in tientallen ontwikkelingslanden, waardoor de sociale en politieke stabiliteit in gevaar zou komen en de internationale klimaatagenda verder zou ontsporen. Voor een rechtvaardige, klimaatbestendige toekomst moeten we eerst de dreigende schuldenramp afwenden.
Ook Shamshad Akhtar, voormalig adjunct-secretarisgeneraal van de Verenigde Naties; Anzetse Were, hoofdeconoom bij Financial Sector Deepening Kenya; Kevin P. Gallagher, directeur van het Global Development Policy Center van de universiteit van Boston; en Jörg Haas, hoofd internationale politiek bij de Heinrich Böll Stiftung, hebben aan dit commentaar bijgedragen.
De auteurs zijn medevoorzitters van het Debt Relief for a Green and Inclusive Recovery Project.
Vertaling: Menno Grootveld