BREMEN – Beelden van plasticvervuiling in de oceaan en op de stranden zijn inmiddels schering en inslag, en het probleem zal waarschijnlijk alleen nog maar erger worden. Vorige week onthulde de eerste Global Plastics Outlook van de OESO een dramatische toename van het plastic afval dat in het aquatisch milieu lekt. Dat rapport kwam slechts een maand nadat het Wereld Natuur Fonds een onderzoek had vrijgegeven waarin de komende decennia een verdubbeling van microplastics in de oceaan wordt voorspeld.
Hoewel er veelbelovende innovaties zijn om plastic uit de oceaan te halen of het in rivieren op te vangen, zullen deze projecten nauwelijks een deuk slaan in de hoeveelheid plasticvervuiling in de waterwegen van de wereld. Zelfs volgens de meest optimistische voorspellingen zullen deze technologieën slechts vijf tot tien procent van al het plastic in de oceaan beslaan.
Ruim duizend organisaties, waaronder bedrijven en overheden, hebben een plan voor een nieuwe, circulaire economie voor plastics ondertekend. Maar dit soort vrijwillige actie is ook niet genoeg.
Het probleem vereist een nieuwe vorm van mondiaal bestuur om de hele productie- en consumptiecyclus van plastics op basis van fossiele brandstoffen te veranderen. De vijfde vergadering van de United Nations Environment Assembly (UNEA-5) biedt een uniek forum om het tij inzake mariene plastics te keren via juridisch bindende mechanismen.
De internationale gemeenschap heeft reeds aangetoond dat zij in staat is ernstige milieu-uitdagingen aan te pakken. Het baanbrekende Montreal Protocol van 1987 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, is erin geslaagd het gebruik van chloorfluorkoolstoffen in slechts enkele jaren geleidelijk uit te bannen. Een internationaal verdrag inzake plasticverontreiniging zal een soortgelijke transformatie van de prioriteiten van de samenleving vereisen, gebaseerd op kennis van de oceaan en een nieuwe visie op de blauwe economie.
Een doeltreffende internationale overeenkomst inzake plasticvervuiling van de oceanen moet rekening houden met alle aspecten van de plasticproductie – van de fabricage tot de verwijdering – en moet overheden, de particuliere sector en het publiek erbij betrekken. In het bijzonder moet een nieuw verdrag zes kwesties aanpakken.
In de eerste plaats moet het gebruik van plastic op alle punten in de aanbodketen worden teruggedrongen. Voedselverpakkingen, met name meeneemverpakkingen, zijn een belangrijke bron van oceaanvervuiling. Het uitbannen ervan vereist beleidsondersteuning en financiering voor de ontwikkeling van nieuwe, biologisch afbreekbare voedselverpakkingen en grotere inspanningen om herbruikbare verpakkingen aan te moedigen.
In de tweede plaats moet een nieuw verdrag de groei van de blauwe economie stimuleren. Regeringen moeten programmaʼs opzetten om duurzaam, oceaanvriendelijk toerisme, visserij, hernieuwbare mariene energiebronnen en andere activiteiten te bevorderen. Beleidsmakers moeten ook investeren in infrastructuur voor het beheer van stedelijk afval en afvalwater, met opties voor het terugwinnen van hulpbronnen.
In de derde plaats moet de impact van plasticvervuiling op het mariene milieu regelmatig worden geëvalueerd. Het aanstaande internationale symposium over koraalriffen in Bremen biedt een kans om te onderzoeken hoe microplastics en nanoplastics deze prachtige en waardevolle ecosystemen beïnvloeden. Hoewel uit onderzoek blijkt dat koralen enigszins bestand zijn tegen plasticvervuiling, worden zij geconfronteerd met talloze andere bedreigingen, waaronder hittegolven in de oceaan, veranderingen in het zuurstofgehalte en ultraviolette straling.
Er zullen meer systematische en regelmatige evaluaties nodig zijn om de langetermijngevolgen voor koralen en ander oceaanleven te begrijpen. De ervaring met het beheer van de klimaatverandering leert dat een meer flexibele structuur dan de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering nodig is om de responsstrategieën te verbeteren. Eén optie is die van regelmatige oceaanevaluaties, waarbij de bevindingen over belangrijke onderwerpen worden samengevat en waarbij de relevante partijen worden betrokken.
Dit leidt tot de vierde kwestie die in een nieuw verdrag over plasticverontreiniging van de zee aan de orde moet komen: een overeenkomst over juridische beginselen voor duurzaam oceaanbeheer. Aangezien plasticvervuiling uit verschillende bronnen afkomstig is, is het van essentieel belang dat er een goede verantwoordingsplicht komt. Producenten van verpakkingen, detailhandelaren in voedingsmiddelen, aanbodplatforms, scheepvaartmaatschappijen, toeristische bedrijven en anderen moeten deelnemen aan de discussie over dergelijke beginselen. Bedrijven maken reeds relevante gegevens bekend over emissies, in overeenstemming met de normen voor rapportage op het gebied van milieu, maatschappij en bestuur. Vergelijkbare cijfers over plastic afval zouden in deze kaders kunnen worden opgenomen.
In de vijfde plaats zijn verbeteringen nodig op het gebied van afvalbeheer en circulaire-economiesystemen, met name in belangrijke landen als Indonesië en China. Beleidsopties zijn onder meer uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, afvalstortbelastingen, statiegeldrestitutie, en gebruiksprijzen op basis van ʻpay-as-you-throw.ʼ Een verdrag moet ook steun bieden aan kustgemeenschappen bij hun inspanningen om plastic afval te beheren. Nieuw beleid zou een proef kunnen nemen met financieringsregelingen voor innovatieve lokale bedrijven en opties voor de terugwinning van plastic, waaronder verbrandingsinstallaties met energieterugwinning.
Ten slotte moeten er juridische beginselen worden ontwikkeld voor de oceaan als onderdeel van het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, die verder gaan dan het huidige toepassingsgebied van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee. Dankzij deze beginselen zou de oceaan kunnen worden omgevormd van een dumpplaats tot een bron van welvaart op wereldschaal. Hiervoor moeten overheden en bedrijven samenwerken om een doelgericht beleid en stappenplannen voor een plasticvrije oceaan op te stellen.
Ondertussen moet de particuliere sector het voortouw nemen bij de verandering van niet-duurzame patronen van plastic-afvalproductie en nieuwe innovaties bevorderen die plastic kunnen vervangen of het gebruik ervan kunnen verminderen. Bewustmaking van de consument, op basis van leermiddelen zoals ʻreflectorenʼ en lesprogrammaʼs over plasticvervuiling van de zee, zal nodig zijn om deze inspanningen vooruit te helpen.
Een internationaal verdrag over plasticvervuiling van de zee, gebaseerd op kennis van de oceaan, omschakeling van de industrie en overeengekomen juridische beginselen, zou de vele diensten erkennen die de oceaan levert. Het is een cruciale stap in de richting van een blue new deal die de nadruk legt op gelijkheid, democratie en rechtvaardigheid.
Vertaling: Menno Grootveld
BREMEN – Beelden van plasticvervuiling in de oceaan en op de stranden zijn inmiddels schering en inslag, en het probleem zal waarschijnlijk alleen nog maar erger worden. Vorige week onthulde de eerste Global Plastics Outlook van de OESO een dramatische toename van het plastic afval dat in het aquatisch milieu lekt. Dat rapport kwam slechts een maand nadat het Wereld Natuur Fonds een onderzoek had vrijgegeven waarin de komende decennia een verdubbeling van microplastics in de oceaan wordt voorspeld.
Hoewel er veelbelovende innovaties zijn om plastic uit de oceaan te halen of het in rivieren op te vangen, zullen deze projecten nauwelijks een deuk slaan in de hoeveelheid plasticvervuiling in de waterwegen van de wereld. Zelfs volgens de meest optimistische voorspellingen zullen deze technologieën slechts vijf tot tien procent van al het plastic in de oceaan beslaan.
Ruim duizend organisaties, waaronder bedrijven en overheden, hebben een plan voor een nieuwe, circulaire economie voor plastics ondertekend. Maar dit soort vrijwillige actie is ook niet genoeg.
Het probleem vereist een nieuwe vorm van mondiaal bestuur om de hele productie- en consumptiecyclus van plastics op basis van fossiele brandstoffen te veranderen. De vijfde vergadering van de United Nations Environment Assembly (UNEA-5) biedt een uniek forum om het tij inzake mariene plastics te keren via juridisch bindende mechanismen.
De internationale gemeenschap heeft reeds aangetoond dat zij in staat is ernstige milieu-uitdagingen aan te pakken. Het baanbrekende Montreal Protocol van 1987 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, is erin geslaagd het gebruik van chloorfluorkoolstoffen in slechts enkele jaren geleidelijk uit te bannen. Een internationaal verdrag inzake plasticverontreiniging zal een soortgelijke transformatie van de prioriteiten van de samenleving vereisen, gebaseerd op kennis van de oceaan en een nieuwe visie op de blauwe economie.
Een doeltreffende internationale overeenkomst inzake plasticvervuiling van de oceanen moet rekening houden met alle aspecten van de plasticproductie – van de fabricage tot de verwijdering – en moet overheden, de particuliere sector en het publiek erbij betrekken. In het bijzonder moet een nieuw verdrag zes kwesties aanpakken.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In de eerste plaats moet het gebruik van plastic op alle punten in de aanbodketen worden teruggedrongen. Voedselverpakkingen, met name meeneemverpakkingen, zijn een belangrijke bron van oceaanvervuiling. Het uitbannen ervan vereist beleidsondersteuning en financiering voor de ontwikkeling van nieuwe, biologisch afbreekbare voedselverpakkingen en grotere inspanningen om herbruikbare verpakkingen aan te moedigen.
In de tweede plaats moet een nieuw verdrag de groei van de blauwe economie stimuleren. Regeringen moeten programmaʼs opzetten om duurzaam, oceaanvriendelijk toerisme, visserij, hernieuwbare mariene energiebronnen en andere activiteiten te bevorderen. Beleidsmakers moeten ook investeren in infrastructuur voor het beheer van stedelijk afval en afvalwater, met opties voor het terugwinnen van hulpbronnen.
In de derde plaats moet de impact van plasticvervuiling op het mariene milieu regelmatig worden geëvalueerd. Het aanstaande internationale symposium over koraalriffen in Bremen biedt een kans om te onderzoeken hoe microplastics en nanoplastics deze prachtige en waardevolle ecosystemen beïnvloeden. Hoewel uit onderzoek blijkt dat koralen enigszins bestand zijn tegen plasticvervuiling, worden zij geconfronteerd met talloze andere bedreigingen, waaronder hittegolven in de oceaan, veranderingen in het zuurstofgehalte en ultraviolette straling.
Er zullen meer systematische en regelmatige evaluaties nodig zijn om de langetermijngevolgen voor koralen en ander oceaanleven te begrijpen. De ervaring met het beheer van de klimaatverandering leert dat een meer flexibele structuur dan de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering nodig is om de responsstrategieën te verbeteren. Eén optie is die van regelmatige oceaanevaluaties, waarbij de bevindingen over belangrijke onderwerpen worden samengevat en waarbij de relevante partijen worden betrokken.
Dit leidt tot de vierde kwestie die in een nieuw verdrag over plasticverontreiniging van de zee aan de orde moet komen: een overeenkomst over juridische beginselen voor duurzaam oceaanbeheer. Aangezien plasticvervuiling uit verschillende bronnen afkomstig is, is het van essentieel belang dat er een goede verantwoordingsplicht komt. Producenten van verpakkingen, detailhandelaren in voedingsmiddelen, aanbodplatforms, scheepvaartmaatschappijen, toeristische bedrijven en anderen moeten deelnemen aan de discussie over dergelijke beginselen. Bedrijven maken reeds relevante gegevens bekend over emissies, in overeenstemming met de normen voor rapportage op het gebied van milieu, maatschappij en bestuur. Vergelijkbare cijfers over plastic afval zouden in deze kaders kunnen worden opgenomen.
In de vijfde plaats zijn verbeteringen nodig op het gebied van afvalbeheer en circulaire-economiesystemen, met name in belangrijke landen als Indonesië en China. Beleidsopties zijn onder meer uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, afvalstortbelastingen, statiegeldrestitutie, en gebruiksprijzen op basis van ʻpay-as-you-throw.ʼ Een verdrag moet ook steun bieden aan kustgemeenschappen bij hun inspanningen om plastic afval te beheren. Nieuw beleid zou een proef kunnen nemen met financieringsregelingen voor innovatieve lokale bedrijven en opties voor de terugwinning van plastic, waaronder verbrandingsinstallaties met energieterugwinning.
Ten slotte moeten er juridische beginselen worden ontwikkeld voor de oceaan als onderdeel van het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, die verder gaan dan het huidige toepassingsgebied van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee. Dankzij deze beginselen zou de oceaan kunnen worden omgevormd van een dumpplaats tot een bron van welvaart op wereldschaal. Hiervoor moeten overheden en bedrijven samenwerken om een doelgericht beleid en stappenplannen voor een plasticvrije oceaan op te stellen.
Ondertussen moet de particuliere sector het voortouw nemen bij de verandering van niet-duurzame patronen van plastic-afvalproductie en nieuwe innovaties bevorderen die plastic kunnen vervangen of het gebruik ervan kunnen verminderen. Bewustmaking van de consument, op basis van leermiddelen zoals ʻreflectorenʼ en lesprogrammaʼs over plasticvervuiling van de zee, zal nodig zijn om deze inspanningen vooruit te helpen.
Een internationaal verdrag over plasticvervuiling van de zee, gebaseerd op kennis van de oceaan, omschakeling van de industrie en overeengekomen juridische beginselen, zou de vele diensten erkennen die de oceaan levert. Het is een cruciale stap in de richting van een blue new deal die de nadruk legt op gelijkheid, democratie en rechtvaardigheid.
Vertaling: Menno Grootveld