Technologische verbeteringen verlopen vaak geleidelijk

CAMBRIDGE – Niets is beter dan wazig taalgebruik als je herrie wilt schoppen – of juist consensus wilt bereiken. Ludwig Wittgenstein heeft betoogd dat filosofische problemen alleen maar een gevolg waren van het misbruik van de taal. De kunst van de diplomatie is daarentegen het vinden van woorden die onenigheid kunnen verhullen.

Eén idee waarover economen het bijna unaniem eens zijn, is dat – afgezien van minerale rijkdom – het grootste deel van het enorme inkomstenverschil tussen rijke en arme landen niet zozeer kan worden toegeschreven aan kapitaal of onderwijs, maar aan 'technologie.' Dus wat is technologie?

Het antwoord verklaart de ongebruikelijke consensus onder economen, want 'technologie' wordt gemeten als een soort 'rest'-categorie, een residu – Nobelprijswinnaar Robert Solow heeft het de 'totale factor productiviteit' genoemd –, dat wat overblijft na de verrekening van andere productiefactoren, zoals fysiek en menselijk kapitaal. Zoals Moses Abramovitz in 1956 spitsvondig opmerkte, is dit residu niet veel meer dan “een graadmeter van onze onwetendheid.”

Dus hoewel het betekenisvoller klinkt om ermee in te stemmen dat technologie de basis vormt van de welvaart van landen dan om onze onwetendheid toe te geven, is het die onwetendheid die we moeten aanpakken.

In een belangrijk boek definieert W. Brian Arthur technologie als de verzameling apparaten en technische praktijken die een cultuur ter beschikking staan. Maar apparaten kunnen in een container worden gestopt en over de hele wereld worden verscheept, terwijl recepten, blauwdrukken en handleidingen online kunnen worden gezet, zodat ze slechts een paar muisklikken bij ons vandaan liggen. Het internet en de vrije handel moeten de ideeën en apparaten die wij 'technologie' noemen overal beschikbaar maken.

In feite is een groot deel van de moderne groeitheorie, te beginnen met het onderzoek van Paul Romer van eind jaren tachtig, voortgekomen uit het idee dat de productie werd gedreven door ideeën die moeilijk te bedenken zijn, maar makkelijk te kopiëren. Dat is de reden dat uitvinders moeten worden beschermd door patenten en copyrights, of moeten worden gesubsidieerd door overheden.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Als ideeën dus makkelijk te kopiëren zijn en apparaten makkelijk verscheept kunnen worden, waarom zijn er dan nog steeds verschillen in 'technologie' tussen landen?

Wanneer iets een weldadige natuurlijke orde verstoort, verlangen mensen naar verhalen waarin een of andere kwaadaardige kracht een rol speelt. Het argument in het boek Why Nations Fail van Daron Acemoglu en James Robinson is feitelijk dat technologie zich niet verspreidt als de heersende elites dat niet willen. Die elites leggen exploiterende (slechte) instellingen op, in plaats van inclusieve (goede) instellingen in het leven te roepen. En omdat de technologie de greep van de elites op de samenleving zou kunnen doen verslappen, kiezen ze ervoor om het zonder te doen.

Als Venezolaan die zijn land op dit moment in elkaar ziet storten, twijfel ik er niet aan dat er veel voorbeelden zijn geweest in de menselijke geschiedenis waarin de machthebbers de vooruitgang hebben proberen te voorkomen. Maar het valt me ook op hoe vaak regeringen die het doel van gedeelde groei omarmen – het Zuid-Afrika van na de apartheid is een goed voorbeeld – er toch niet in slagen dit te verwezenlijken.

Zulke regeringen bevorderen het onderwijs, de vrije handel, eigendomsrechten, sociale programma's en het internet, en toch blijven de economieën van hun landen 'vastzitten'. Als technologie louter bestaat uit apparaten en ideeën, wat houdt ze dan tegen?

Het probleem is dat een sleutelelement van technologie uit knowhow bestaat, ofwel het vermogen om een bepaalde taak uit te voeren. En knowhow, anders dan apparaten en ideeën, heeft geen betrekking op – en kan ook niet worden verkregen door – begrip.

De tenniskampioen Rafael Nadal weet niet echt wat hij doet als hij met succes een service retourneert. Hij weet alleen hoe hij het moet doen; het is onmogelijk het in woorden om te zetten, en iedere poging om dat te doen zou van de rest van ons noggeen betere spelers maken. Zoals de wetenschapper en filosoof Michael Polanyi zou zeggen over zulke stilzwijgende kennis: we weten meer dan we kunnen vertellen.

We hebben dus geen exploiterende elites of andere kwaadaardige krachten nodig om uit te leggen waarom technologie zich niet verspreidt. Technologie heeft moeite zich te verspreiden omdat voor veel ervan knowhow nodig is - het vermogen om patronen te herkennen en daarop effectief te reageren. Het is een kwestie van de juiste 'bedrading' in de hersenen, die jaren kan vergen om zich te ontwikkelen. Daardoor is de verspreiding zeer traag: zoals ik al eerder heb betoogd, beweegt knowhow zich naar nieuwe gebieden als de hersenen die de knowhow bevatten zich daarheen bewegen. En als die daar eenmaal zijn aangeland, kunnen ze weer anderen trainen.

Bovendien wordt de verspreiding steeds trager nu de knowhow steeds collectiever en minder individueel begint te worden. Collectieve knowhow verwijst naar het vermogen om taken uit te voeren die niet door een individu kunnen worden uitgevoerd, zoals het spelen van een symfonie of het bezorgen van de post: noch een violist noch een postbezorger kunnen dat alleen af.

Op dezelfde manier kan een samenleving niet eenvoudigweg het idee van Amazon of eBay imiteren, tenzij veel burgers al toegang hebben tot het internet, credit cards en bezorgdiensten. Met andere woorden: nieuwe technologieën vergen de eerdere verspreiding van andere technologieën.

Dat is de reden dat steden, regio's en landen technologie alleen maar geleidelijk kunnen absorberen, zodat ze groei genereren door een soort herschikking van de knowhow die al aanwezig is, misschien met de toevoeging van een component – een bassist om het strijkkwartet te completeren. Maar ze kunnen niet in één keer van een kwartet naar een filharmonisch orkest gaan, omdat daarvoor te veel ontbrekende instrumenten nodig zouden zijn – en, belangrijker nog, te veel musici die weten hoe ze die instrumenten moeten bespelen.

Vooruitgang doet zich voor door zich te bewegen in de richting van wat de theoretische bioloog Stuart Kauffman de “mogelijke toevoeging” noemt, wat impliceert dat de beste manier om erachter te komen wat in een land mogelijk is het overwegen is van wat er al is. De politiek kan de verspreiding van technologie in de weg zitten, maar die verspreiding wordt vooral tegengehouden door de aard van de technologie zelf.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/e9xxT2xnl