De onweerstaanbare opkomst van de groeimarkten

LONDON – Nu het leiderschap in de Verenigde Staten en China is geregeld, kunnen we eindelijk de economische vooruitzichten voor 2013 op een rij zetten, omdat we weten wie er aan de touwtjes zullen trekken in de twee grootste economieën van de wereld. Wat zullen zij doen – en, wellicht nog belangrijker, wat zullen de economische krachten met hen doen?

Om te beginnen zullen de Verenigde Staten worden geconfronteerd met telkens terugkerende problemen rondom de 'fiscal cliff' ('begrotingsafgrond,' een combinatie van automatische belastingverlagingen en bezuinigingen), totdat de financiële markten de beleidsmakers zullen dwingen tot een radicalere terugdringing van het begrotingstekort. Maar ondanks deze teleurstelling en andere tegenvallers voor de groei zal 2013 een sterker jaar voor de wereldeconomie worden dan veel mensen denken.

In 2011 droeg China $1,3 bln aan extra bruto binnenlands product (bbp) bij aan de wereld, het equivalent van het in het leven roepen van een nieuw Griekenland iedere 12,5 weken, of van bijna een heel nieuw Spanje ieder jaar. Samen hebben de vier BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) in 2012 zo'n $2,2 bln extra bijgedragen, wat overeenkomt met een nieuw Italië ieder jaar. (Ondanks zijn problemen is Italië nog steeds de achtste economie van de wereld, en zal dat ook nog een paar jaar blijven, totdat Rusland en India het land hebben achterhaald).

De acht groeimarkten – de BRIC-landen plus Zuid-Korea, Indonesië, Mexico en Turkije – hebben in 2011 bijna $3 bln extra geproduceerd, meer dan Engeland in een heel jaar. De gecombineerde omvang van deze economieën is nu bijna net zo groot als die van de Amerikaanse economie, waarbij de totale jaarlijkse productie op $15-16 bln uitkomt, of grofweg 25% van het mondiale bbp. Tenzij het groeitempo scherp vertraagt, zal hun bijdrage aan de wereldproductie dramatisch stijgen, en zal de mondiale groei sterker zijn dan bezorgde westerse analisten denken. Als de acht groeimarkten in termen van Amerikaanse dollars gemiddeld met 10% zouden groeien, zouden ze volgend jaar $1,5 bln aan het mondiale bbp toevoegen.

Voor het decennium dat in 2011 is begonnen, zijn we er hier bij Goldman Sachs Asset Management van uit gegaan dat China, dat bijna de helft van de totale productie van de acht groeimarkten voor zijn rekening neemt (waarschijnlijk $8,3 bln eind 2012), in reële termen met 7-8% per jaar zal groeien, met een inflatie van rond de 3%. Tenzij de yuan in waarde daalt, betekent dit een gemiddelde nominale stijging van minstens 10-11% in dollartermen.

China zal deels met 7-8% groeien, omdat dat is wat de beleidsmakers hebben besloten. Eind 2009, binnen een jaar na hun enorme economische stimuleringspakket in reactie op de mondiale kredietcrisis, besloot het Chinese leiderschap naar mijn overtuiging dat een jaarlijkse reële groei van 10% niet langer nuttig was. De inkomensongelijkheid steeg dramatisch, de milieuschade verergerde snel, en de inflatie leidde tot een zwakke inkomensgroei bij de arme huishoudens.

PS Events: Climate Week NYC 2024
image (24)

PS Events: Climate Week NYC 2024

Project Syndicate is returning to Climate Week NYC with an even more expansive program. Join us live on September 22 as we welcome speakers from around the world at our studio in Manhattan to address critical dimensions of the climate debate.

Register Now

Een belangrijke reden voor de Chinese groeivertraging van 2011-2012 was dat de leiders dat wilden. Hoewel het reële groeitempo van het bbp zoals dat in het twaalfde Vijfjarenplan staat niet als een fait accompli mag worden beschouwd, is het feit dat het groeitempo in het plan naar 7% is verlaagd een belangrijk signaal met betrekking tot de bedoelingen van het leiderschap.

Als we vooruitkijken, kunnen de nieuwe leiders van China – hoewel de leiderschapswisseling zeker belangrijk is – niet over alles beslissen met de vrijheid die je zou verwachten. Zij hebben het voor een deel tot leiders geschopt, omdat ze zich hebben gecommitteerd aan het afgesproken plan. Een potentiële leider die te veel van de gebaande paden afwijkt, vergooit zijn kansen, zoals we in 2012 hebben gezien met de zuivering van Bo Xilai.

De doelstelling van 7% groei is, ook al is zij afhankelijk van een aantal uitdagingen, gebaseerd op het behoud van een groei van de particuliere consumptie met ongeveer 8% (onderkennend dat de export en de investeringen niet meer zo hard zullen groeien als voorheen), terwijl het aandeel van de consumptie in verhouding tot het totale bbp zal moeten stijgen. Meer nadruk op innovatie en creativiteit zal vergezeld gaan van een sterke groei van de reële lonen, het verlenen van ruimere rechten aan stedelijke migranten, en de uitbreiding van de gezondheidszorg en de pensioenregelingen. Als China in 2013 weer met 7-8% groeit, zal dat een evenwichtiger groei zijn dan in 2012.

Buiten China hebben de overige BRIC-landen – Brazilië, Rusland en India – alle drie te maken met problemen die hun beleidsmakers zullen moeten aanpakken om de groei te kunnen aanjagen. Maar er zijn genoeg opwindende ontwikkelingen elders, zoals in Indonesië, de Filippijnen, Bangladesh, Nigeria en Mexico – die allemaal deel uitmaken van de groep landen die ik de “Next 11” noem. Zuid-Korea en Turkije, die redelijk blijven groeien, ook al is het niet met dezelfde vaart als de anderen, zijn twee van de overige grote leden van deze groep.

De vijftien landen die tezamen de BRICs en de Next 11 omvatten, hebben ruim vier miljard inwoners, bijna twee derde van de wereldbevolking. Als zij blijven groeien, zal hun aandeel in de wereldeconomie blijven stijgen, waardoor de mondiale groei hoger zal uitvallen dan zij anders zou zijn.

Maar de wereldeconomie kan in 2013 zwakker uitvallen dan in 2012 als de zaken er in Europa en de VS niet op vooruitgaan, vooral als het nieuwe Amerikaanse Congres niet met de herkozen president Barack Obama kan samenwerken om tot een akkoord te komen dat de geloofwaardigheid van de Amerikaanse begrotingspositie op de middellange termijn zal verbeteren, zonder tot buitensporige bezuinigingen te hoeven overgaan. Dit is een moeilijk bereikbare balans en zonder druk van de markten ben ik er niet zeker van hoe dit zal aflopen.

Ik moet er echter aan toevoegen dat – tenzij de Amerikaanse regering problemen veroorzaakt – twee ontwikkelingen in de particuliere sector waarschijnlijk behulpzaam zullen blijken. De ene wordt gevormd door de toenemende aanwijzingen voor een herstel van de huizenmarkt; de andere is het vooruitzicht van steeds verder dalende kosten voor het importeren van energie, omdat de binnenlandse productie, vooral die van aardgas, zal blijven stijgen.

Wat Europa betreft gaan veel beleggers er nog steeds van uit dat er een moment zal komen waarop we definitief kunnen concluderen dat de Europese Monetaire Unie ten onder zal gaan of gered zal worden. Helaas is het veel waarschijnlijker dat belangrijke beslissingen, althans vóór de Duitse verkiezingen van het najaar van 2013, zullen worden uitgesteld of vermeden. Dit betekent dat Europa waarschijnlijk opnieuw met een moeilijk jaar te maken zal krijgen.

Maar toch is het zo dat de productiegroei van de BRIC-landen neerkomt op het iedere twaalf maanden tevoorschijn toveren van een nieuw Italië. Tenzij het Europese economische klimaat dramatisch verslechtert, zullen de Europese problemen niet de belangrijkste factor zijn in de wereldeconomie van 2013.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/jYRDdFUnl