jclapp1_SERGEY BOBOKAFP via Getty Images_grain SERGEY BOBOK/AFP via Getty Images

De hongerprofiteurs

WATERLOO/EAST LANSING – De COVID-19-pandemie en de oorlog in Oekraïne hebben de grondstofprijzen de afgelopen jaren omhoog doen schieten, waardoor de wereldwijde voedselzekerheid ernstig werd ondermijnd. Nu zijn de wereldvoedselprijzen gedaald ten opzichte van de pieken van een jaar geleden, maar niemand mag zelfvoldaan zijn: de wereldwijde voedselproblemen zijn nog lang niet voorbij. Het risico van extra prijsvolatiliteit blijft hoog.

Nu de Russische president Vladimir Poetin het Black Sea Grain Initiative heeft geannuleerd en de exportinfrastructuur in Oekraïne is aangevallen, zijn de graanprijzen weer gestegen. Maar disfunctionele voedselmarkten vormen het risico op de langere termijn. Tarwe blijft meer dan twee keer zo duur als vóór de pandemie. Bovendien bedraagt de voedselprijsinflatie in de meeste ontwikkelingslanden nog steeds ruim vijf procent en in Rwanda en Egypte zelfs dertig procent. Een nieuwe wereldwijde piek in de voedselprijzen is waarschijnlijk.

Het echte probleem is dat de groeiende marktmacht van grote agro-industriële bedrijven het risico vergroot dat extreme schommelingen in de voedselprijzen de norm worden.

Neem de kunstmestsector. De verdrievoudiging van de kunstmestprijzen in 2020-’22 – waardoor de voedselprijzen werden opgedreven – werd deels gevoed door hogere kosten voor stikstofkunstmest, als weerspiegeling van de stijgende aardgasprijzen. Maar uit nieuwe gegevens van GRAIN/IATP blijkt dat toonaangevende bedrijven hun kunstmestprijzen veel meer verhoogden dan nodig was om de gestegen productiekosten te dekken, waardoor hun bedrijfswinsten stegen tot zesendertig procent, zelfs terwijl ze minder verkochten. De resulterende winstratio’s waren drie keer zo hoog als vóór het begin van de Oekraïense oorlog en ruim boven het gemiddelde van dertien procent van de S&P 500-bedrijven.

De mondiale graanhandelaren zijn ook in staat geweest om krappere voorraden om te zetten in recordwinsten. Halverwege 2022 boekte graanmultinational Archer-Daniels-Midland (ADM) zijn hoogste kwartaalwinst ooit. Zijn rivaal Cargill boekte ook recordwinsten, met totale inkomsten die met drieëntwintig procent stegen.

Dergelijk winstbejag wordt mogelijk gemaakt door de groeiende bedrijfsconcentratie in de voedsel- en kunstmestsector. ADM en Cargill zijn twee van de vier ‘ABCD’-bedrijven – samen met Bunge en Dreyfus – die naar schatting zeventig tot negentig procent van de wereldgraanmarkt controleren. Slechts vier bedrijven zijn goed voor vijfenzeventig procent van de stikstofmestproductie in de Verenigde Staten en voor tweeënzeventig procent van de markt voor kalimeststof wereldwijd.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Door tientallen jaren van fusies en overnames zijn deze bedrijven in staat geweest hun invloed in de aanbodketen uit te breiden en enorme hoeveelheden marktgegevens te verzamelen. Nu zou een voorgestelde fusie van vierendertig miljard dollar tussen Bunge en Viterra – de graantak van grondstoffengigant Glencore – een verdere concentratie van de verwerking en distributie van sojabonen en canola in Noord- en Zuid-Amerika betekenen.

De toonaangevende agro-industriële bedrijven beschikken over een enorme macht om het aanbod te beheren en de prijzen te bepalen, vergelijkbaar met de rol van de OPEC op de oliemarkten. En ze zijn niet bang om die macht te gebruiken: eerdere perioden van marktturbulentie – in de jaren zeventigen in 2008-’11 – leidden ook tot hogere winsten in de kunstmest- en graanhandel. In 2021 gaf Nutrien, ’s werelds grootste kunstmestbedrijf, tegenover de Amerikaanse toezichthouders toe dat de ‘hogere verkoopprijzen de hogere grondstofkosten en het lagere verkoopvolume ruimschoots compenseerden.’

Voor de armen in de wereld, die maar liefst zestig procent van hun inkomen uitgeven aan voedsel, kan elk procentpunt inflatie van de voedselprijzen verwoestend zijn. De torenhoge importkosten voor voedsel en meststoffen zijn ook een van de redenen waarom veel lage- en middeninkomenslanden nu de ergste schuldencrisis in zestig jaar doormaken.

Boeren kunnen meestal niet profiteren van de stijgende voedselprijzen, vooral omdat de kosten van de productiemiddelen – die grotendeels worden geleverd door grote bedrijven met een enorme marktmacht – nog sneller stijgen dan de grondstofprijzen. Nu de afzetprijzen kelderen en de schulden stijgen (door rentestijgingen), hebben veel boeren moeite om het hoofd boven water te houden.

Nu de Russische acties in Oekraïne de tarwefutures weer doen stijgen, is het duidelijk geworden dat voedselprijzen zonder waarschuwing kunnen pieken. Het lijdt weinig twijfel dat er nog meer schokken zullen komen. De gevolgen zullen waarschijnlijk nog verergerd worden als een paar bedrijven zo’n buitensporige macht zullen behouden over de voedselsystemen van de wereld. Daarom moeten regeringen in actie komen om de prikkels te veranderen voordat de volgende crisis zich aandient.

Er zijn overtuigende oproepen gedaan om de onverwachte winsten van de agro-industriële bedrijven te belasten en het geld te herinvesteren in klimaatbestendige voedselsystemen. Overheidstoezicht op kunstmestprijzen – zoals boerengroepen hebben geëist – is ook nodig, samen met een sterkere handhaving van het mededingingsbeleid om buitensporige fusies en overnames tegen te gaan. Regeringen moeten overwegen om te doen wat ze decennialang met tegenzin hebben gedaan – ingrijpen om monopolies te doorbreken.

De fusie tussen Bunge en Viterra biedt een ideale gelegenheid om te beoordelen wat voor soort consolidatie echt in het algemeen belang is en om een duidelijke boodschap af te geven: profiteren van voedselcrises wordt niet langer getolereerd.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/a37BnUWnl