BRATISLAVA – De afgelopen drie jaar heeft een reeks elkaar overlappende crises de structurele zwakheden van de economieën in Midden- en Oost-Europa (MOE) blootgelegd. Tegen een achtergrond van stijgende arbeidskosten en afnemende productiviteitsgroei heeft de ene tegenslag na de andere – een ongekende pandemie, schokken in de aanbodketens, een wrede oorlog bij de buren, extreme weersomstandigheden en een energiecrisis – de regio overvallen. Door deze niet aflatende druk is het bijna onmogelijk om te hergroeperen of te plannen voor de lange termijn. Daardoor hebben de MOE-economieën moeite om zich aan te passen aan een snel veranderende wereld.
De inzet van nietsdoen kon niet hoger zijn – zoals bleek uit de ultrahoge temperaturen van afgelopen zomer. De extreme hittegolven hebben de drinkwatervoorziening in sommige delen van Slowakije, een land dat bekend staat om zijn overvloedige zoetwatervoorraden, ernstig aangetast. De daaruit voortvloeiende droogte was een van de ergste sinds eeuwen en vernietigde ruim vijfhonderdduizend hectare gewassen in Hongarije, tegen een geraamde kostprijs van ruim één miljard euro. Polen heeft verscheidene jaren van droogte gekend, die in combinatie met de oorlog van Rusland in Oekraïne de voedselprijzen hebben opgedreven. De stijgende temperaturen hebben ook bijgedragen tot een een verhoogd risico van bosbranden en andere klimaatrisico’s in Bulgarije en op het Balkanschiereiland.
Maar hoewel de opwarming van de aarde tot aanzienlijke economische verliezen heeft geleid, is de regio een vruchtbare bodem gebleken voor klimaatscepticisme, waarbij politieke elites vaak de risico’s bagatelliseren of treuzelen om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te halen. De Poolse president Andrzej Duda is een uitgesproken criticus van de klimaatwetgeving van het blok. De voormalige Tsjechische president Miloš Zeman was van meningdat de strijd tegen de klimaatverandering ‘overdreven’ was en dat klimaatactie was veranderd in een ‘religie.’ Hij pleitte ook voor terugtrekking uit de Europese Green Deal.
De energiecrisis als gevolg van de oorlog in Oekraïne heeft de regio eindelijk een kans geboden om zich te ontdoen van Russisch aardgas en hernieuwbare energiebronnen te omarmen. De crisis heeft zeker geleid tot een grote sprong in de diversificatie van het aanbod en een vermindering van de vraag naar energie. Maar de uitvoering van een decarbonisatiestrategie voor de lange termijn werd ondergeschikt gemaakt aan het verwarmen van de huishoudens en het draaiende houden van de industrie.
Men zou zelfs kunnen stellen dat de oorlog een klimaatachteruitgang heeft veroorzaakt: de hoge aardgasprijzen hebben geleid tot een aanzienlijke toename van de afhankelijkheid van steenkool – verreweg de ‘vuilste’ fossiele brandstof. Uiteindelijk heeft de regio – onder leiding van Tsjechië, Slowakije en Hongarije – echter zijn toevlucht genomen tot kernenergie, de favoriete bron van schone energie voor veel MOE-landen, hoewel tegenstanders zich zorgen maken over radioactief afval en de algemene veiligheid van de industrie.
De regio heeft een grote auto-industrie en een zware industriële sector; beide zijn koolstofintensief en moeilijk te elektrificeren, waardoor grootschalige industriële decarbonisatie in het volgende decennium een zware kluif wordt. Kernenergie is een bekende noodoplossing, en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen is matig en ligt onder het EU-gemiddelde, wat ook wijst op een wijdverbreid klimaatscepticisme en wantrouwen jegens groen beleid, dat de inwoners van de MOE-landen eerder als een bedreiging voor hun levensonderhoud dan als een bron van werkgelegenheid beschouwen.
Maar massaal gebruik van elektrische voertuigen (EV) lijkt nu onvermijdelijk, en de regio is daar niet op voorbereid, omdat ze jaren van lage rente en goedkoop geld dat ze had kunnen gebruiken om de transitie te financieren, heeft verspild. Dat Duitsland op het laatste moment van gedachten is veranderd over het eerder overeengekomen besluit van de EU om de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren tegen 2035 te verbieden, toont aan hoe moeilijk het is om structurele economische veranderingen door te voeren.
De auto-industrie in Slowakije, dat per hoofd van de bevolking de meeste auto’s ter wereld produceert, illustreert hoe de regio op achterstand blijft. In 2022 was slechts ongeveer vijftien procent van de in het land geproduceerde auto’s EV, wat betekent dat er in het volgende decennium nog heel wat werk aan de winkel is. Om de verschuiving van verbrandingsmotoren naar elektrische motoren te voltooien, moeten autofabrikanten hele assemblageprocessen en aanbodketens herzien; het zal een bijzondere uitdaging zijn om voor voldoende accu’s te zorgen. Landen kunnen het onvermijdelijke uitstellen door nieuwe ‘greenfieldinvesteringen’ aan te trekken, zoals Slowakije onlangs heeft gedaan met de Duitse autofabrikant Porsche. Niettemin zal in het komende decennium een massale verschuiving nodig zijn om marktaandeel te behouden.
Zoals de werknemers in de autofabrieken van de MOE-landen terecht vermoeden, zal het aantal banen bij de assemblage van auto’s, als er verder niets verandert, afnemen door de productie van EV’s, omdat daarvoor minder onderdelen nodig zijn. Maar het netto-effect zal niet tragisch zijn, omdat nieuwe banen door nieuwe investeringen een deel van het verlies zullen compenseren. Om de rest te compenseren is gewoon bijscholing nodig, vooral gezien de langdurige krapte op de arbeidsmarkt in de regio. De overgang naar EV-productie kan zelfs leiden tot banen van hogere kwaliteit die intellectueel boeiender zijn en beter betaald worden dan het werk aan de lopende band.
De economische herstructurering die in Midden- en Oost-Europa nodig is, is qua omvang en reikwijdte bijna net zo groot als de postcommunistische transitie van drie decennia geleden. De inval van Rusland in Oekraïne heeft de oostflank van de EU gedwongen middelen te besteden aan meer directe zaken, zoals het versterken van de defensiecapaciteit, het helpen van miljoenen vluchtelingen en het bestrijden van de torenhoge inflatie. Maar de regio mag de toekomst niet uit het oog verliezen – evenmin als het werk dat moet worden gedaan om ervoor te zorgen dat die toekomst welvarend zal zijn.
Vertaling: Menno Grootveld
Soňa Muzikárová, voormalig econoom bij de Europese Centrale Bank en diplomaat bij de OESO, is senior adviseur van de onderminister van Buitenlandse Zaken van de Slowaakse Republiek.
BRATISLAVA – De afgelopen drie jaar heeft een reeks elkaar overlappende crises de structurele zwakheden van de economieën in Midden- en Oost-Europa (MOE) blootgelegd. Tegen een achtergrond van stijgende arbeidskosten en afnemende productiviteitsgroei heeft de ene tegenslag na de andere – een ongekende pandemie, schokken in de aanbodketens, een wrede oorlog bij de buren, extreme weersomstandigheden en een energiecrisis – de regio overvallen. Door deze niet aflatende druk is het bijna onmogelijk om te hergroeperen of te plannen voor de lange termijn. Daardoor hebben de MOE-economieën moeite om zich aan te passen aan een snel veranderende wereld.
De inzet van nietsdoen kon niet hoger zijn – zoals bleek uit de ultrahoge temperaturen van afgelopen zomer. De extreme hittegolven hebben de drinkwatervoorziening in sommige delen van Slowakije, een land dat bekend staat om zijn overvloedige zoetwatervoorraden, ernstig aangetast. De daaruit voortvloeiende droogte was een van de ergste sinds eeuwen en vernietigde ruim vijfhonderdduizend hectare gewassen in Hongarije, tegen een geraamde kostprijs van ruim één miljard euro. Polen heeft verscheidene jaren van droogte gekend, die in combinatie met de oorlog van Rusland in Oekraïne de voedselprijzen hebben opgedreven. De stijgende temperaturen hebben ook bijgedragen tot een een verhoogd risico van bosbranden en andere klimaatrisico’s in Bulgarije en op het Balkanschiereiland.
Maar hoewel de opwarming van de aarde tot aanzienlijke economische verliezen heeft geleid, is de regio een vruchtbare bodem gebleken voor klimaatscepticisme, waarbij politieke elites vaak de risico’s bagatelliseren of treuzelen om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te halen. De Poolse president Andrzej Duda is een uitgesproken criticus van de klimaatwetgeving van het blok. De voormalige Tsjechische president Miloš Zeman was van meningdat de strijd tegen de klimaatverandering ‘overdreven’ was en dat klimaatactie was veranderd in een ‘religie.’ Hij pleitte ook voor terugtrekking uit de Europese Green Deal.
De energiecrisis als gevolg van de oorlog in Oekraïne heeft de regio eindelijk een kans geboden om zich te ontdoen van Russisch aardgas en hernieuwbare energiebronnen te omarmen. De crisis heeft zeker geleid tot een grote sprong in de diversificatie van het aanbod en een vermindering van de vraag naar energie. Maar de uitvoering van een decarbonisatiestrategie voor de lange termijn werd ondergeschikt gemaakt aan het verwarmen van de huishoudens en het draaiende houden van de industrie.
Men zou zelfs kunnen stellen dat de oorlog een klimaatachteruitgang heeft veroorzaakt: de hoge aardgasprijzen hebben geleid tot een aanzienlijke toename van de afhankelijkheid van steenkool – verreweg de ‘vuilste’ fossiele brandstof. Uiteindelijk heeft de regio – onder leiding van Tsjechië, Slowakije en Hongarije – echter zijn toevlucht genomen tot kernenergie, de favoriete bron van schone energie voor veel MOE-landen, hoewel tegenstanders zich zorgen maken over radioactief afval en de algemene veiligheid van de industrie.
De regio heeft een grote auto-industrie en een zware industriële sector; beide zijn koolstofintensief en moeilijk te elektrificeren, waardoor grootschalige industriële decarbonisatie in het volgende decennium een zware kluif wordt. Kernenergie is een bekende noodoplossing, en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen is matig en ligt onder het EU-gemiddelde, wat ook wijst op een wijdverbreid klimaatscepticisme en wantrouwen jegens groen beleid, dat de inwoners van de MOE-landen eerder als een bedreiging voor hun levensonderhoud dan als een bron van werkgelegenheid beschouwen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Maar massaal gebruik van elektrische voertuigen (EV) lijkt nu onvermijdelijk, en de regio is daar niet op voorbereid, omdat ze jaren van lage rente en goedkoop geld dat ze had kunnen gebruiken om de transitie te financieren, heeft verspild. Dat Duitsland op het laatste moment van gedachten is veranderd over het eerder overeengekomen besluit van de EU om de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren tegen 2035 te verbieden, toont aan hoe moeilijk het is om structurele economische veranderingen door te voeren.
De auto-industrie in Slowakije, dat per hoofd van de bevolking de meeste auto’s ter wereld produceert, illustreert hoe de regio op achterstand blijft. In 2022 was slechts ongeveer vijftien procent van de in het land geproduceerde auto’s EV, wat betekent dat er in het volgende decennium nog heel wat werk aan de winkel is. Om de verschuiving van verbrandingsmotoren naar elektrische motoren te voltooien, moeten autofabrikanten hele assemblageprocessen en aanbodketens herzien; het zal een bijzondere uitdaging zijn om voor voldoende accu’s te zorgen. Landen kunnen het onvermijdelijke uitstellen door nieuwe ‘greenfieldinvesteringen’ aan te trekken, zoals Slowakije onlangs heeft gedaan met de Duitse autofabrikant Porsche. Niettemin zal in het komende decennium een massale verschuiving nodig zijn om marktaandeel te behouden.
Zoals de werknemers in de autofabrieken van de MOE-landen terecht vermoeden, zal het aantal banen bij de assemblage van auto’s, als er verder niets verandert, afnemen door de productie van EV’s, omdat daarvoor minder onderdelen nodig zijn. Maar het netto-effect zal niet tragisch zijn, omdat nieuwe banen door nieuwe investeringen een deel van het verlies zullen compenseren. Om de rest te compenseren is gewoon bijscholing nodig, vooral gezien de langdurige krapte op de arbeidsmarkt in de regio. De overgang naar EV-productie kan zelfs leiden tot banen van hogere kwaliteit die intellectueel boeiender zijn en beter betaald worden dan het werk aan de lopende band.
De economische herstructurering die in Midden- en Oost-Europa nodig is, is qua omvang en reikwijdte bijna net zo groot als de postcommunistische transitie van drie decennia geleden. De inval van Rusland in Oekraïne heeft de oostflank van de EU gedwongen middelen te besteden aan meer directe zaken, zoals het versterken van de defensiecapaciteit, het helpen van miljoenen vluchtelingen en het bestrijden van de torenhoge inflatie. Maar de regio mag de toekomst niet uit het oog verliezen – evenmin als het werk dat moet worden gedaan om ervoor te zorgen dat die toekomst welvarend zal zijn.
Vertaling: Menno Grootveld
Soňa Muzikárová, voormalig econoom bij de Europese Centrale Bank en diplomaat bij de OESO, is senior adviseur van de onderminister van Buitenlandse Zaken van de Slowaakse Republiek.