PARIJS/STANFORD – Ajay Banga, de onlangs benoemde president van de Wereldbank, neemt het roer over op een cruciaal moment. De verwoestende effecten van de COVID-19-pandemie hebben de vooruitgang in de ontwikkelingslanden belemmerd en 124 miljoen mensen in extreme armoede gedompeld. En de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne, die de inflatie en de spanningen tussen de VS en China heeft verergerd, belooft nog meer volatiliteit te veroorzaken. Daarom voorspelt de Bank dat de economische activiteit in de opkomende economieën tegen 2024 niet zal terugkeren naar het niveau van vóór de pandemie.
Lage- en middeninkomenslanden hebben de Wereldbank nodig als speerpunt in de wereldwijde inspanningen om de extreme armoede te bestrijden en de levensstandaard te verhogen. Door hen te helpen hun schuldenlast te verminderen en de klimaatverandering tegen te gaan, zou de Bank hen ook kunnen helpen de lucht- en waterkwaliteit te verbeteren, de toegang tot schone energie te vergroten en de voedselzekerheid te versterken.
Maar de scepsis over het vermogen van de Bank om de problemen van de ontwikkelingslanden aan te pakken is groot. In een recente toespraak zei Banga dat de Wereldbank een ‘nieuw draaiboek’ nodig heeft voor haar betrekkingen met de ontwikkelingslanden. Hoewel dit ongetwijfeld waar is, moet elke bijgewerkte strategie een fundamentele waarheid erkennen: het is onwaarschijnlijk dat de Bank genoeg kapitaal heeft om de investeringen te financieren die nodig zijn om de enorme uitdagingen aan te gaan waarmee de arme landen worden geconfronteerd. Daarom moet zij haar kennis, relaties en kapitaal mobiliseren om investeringen aan te moedigen die de groei en werkgelegenheid bevorderen en tegelijkertijd de groene transitie vergemakkelijken.
Dit betekent dat ze zich moet profileren als de voorkeurspartner van haar stakeholders. Door samen te werken met beleidsmakers in ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen, andere multilaterale ontwikkelingsbanken en de particuliere sector, kan de Wereldbank bevorderen wat Banga ‘het nemen van geïnformeerde risico’s’ heeft genoemd. Met deze aanpak zou de Bank haar beperkte balans kunnen gebruiken om particuliere, publieke, bilaterale en multilaterale geldschieters aan te moedigen hun jaarlijkse investeringen in duurzame ontwikkeling te verhogen van ‘miljarden naar biljoenen’ dollars. Maar eerst moet Banga de instelling naar volledige transparantie leiden.
Het bevorderen van transparantie begint met het erkennen van het voor de hand liggende. De schuldencrisis die opkomende economieën momenteel teistert, werd verergerd door de pandemie, maar deze landen bevonden zich al veel eerder op een gevaarlijke weg. De huidige schuldencrisis is het gevolg van het feit dat leners en kredietverstrekkers – waaronder de Bank zelf – projecten met een laag rendement nastreefden die hun kosten niet konden dekken. Om toekomstige schuldencrises te voorkomen, moeten multilaterale instellingen stoppen met het financieren van economisch onhoudbare projecten.
Hoewel technische discussies over het genereren van aanvullende financiering cruciaal zijn, mogen deze de Bank niet afleiden van de essentiële taak om samen te werken met besluitvormers in de ontwikkelingslanden. Het zou veel nuttiger zijn om toekomstige investeringen te identificeren die de groei kunnen stimuleren en de energietransitie kunnen versnellen.
De eerste stap naar een effectievere Wereldbank is al gezet door de partners van de Bank tijdens de recente top in Parijs voor een nieuw financieringspact. Met ruwweg 1,2 miljard mensen in de arme landen die geen toegang hebben tot elektriciteit en nog eens een miljard mensen die meer dan anderhalve kilometer van een weg voor alle seizoenen wonen, zouden investeringen in infrastructuur duurzame groei kunnen stimuleren, schulden kunnen helpen verminderen en de gevolgen van de klimaatverandering kunnen verzachten. Aangezien naar verwachting twee miljard mensen in de opkomende en ontwikkelingseconomieën tegen 2030 van het platteland naar stedelijke gebieden zullen migreren, is het van cruciaal belang om in deze landen klimaatvriendelijke elektriciteitscentrales, wegen en spoorwegen te bouwen.
De technische teams van de Bank, die nauw samenwerken met andere multilaterale kredietverleners, moeten een schatting maken van de extra output die elke dollar die in dergelijke projecten wordt geïnvesteerd, kan genereren. Neem bijvoorbeeld een project dat voor elke dollar aan investering dertig cent bijdraagt aan het bbp, wat resulteert in een rendement van dertig procent. Om een dergelijk project als economisch levensvatbaar te beschouwen, moeten de leenkosten onder de dertig procent blijven.
Aangezien de Bank steeds vaker projectvoorstellen van partners beoordeelt op basis van het verwachte rendement, zal zij waarschijnlijk te maken krijgen met weerstand tegen klimaatgerelateerde projecten waarvan de voordelen niet alleen kunnen worden afgemeten aan het bbp. Hoewel in het beoordelingsproces van de Bank moet worden benadrukt dat veel klimaatprojecten een hoog rendement kunnen opleveren, is het cruciaal om te erkennen dat er geldige redenen kunnen zijn om te investeren in projecten die op de korte termijn misschien geen economische voordelen opleveren. Tegelijkertijd moeten economische en niet-economische investeringen zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen om de risico’s voor de houdbaarheid van de schuldenlast te beperken.
Daartoe dient de Bank een beoordelingsproces op twee niveaus in te voeren. De eerste categorie omvat projecten die uitsluitend worden goedgekeurd op basis van het verwachte rendement en de tweede categorie omvat projecten waarvan de verwachte milieuvoordelen opwegen tegen de kosten. Projecten die worden goedgekeurd op basis van hun economische verdienste kunnen verder worden onderverdeeld in twee groepen: projecten met een hoog rendement die financiering uit de particuliere sector kunnen aantrekken en projecten met een lager rendement die financiering op gunstige voorwaarden nodig hebben.
Zoals een van ons (Henry) onlangs schreef, heeft de Bank de financiële en personele middelen om een gegevensgestuurde investeringsaanpak te implementeren. Maar om te slagen moet zij schattingen maken van het verwachte rendement op toekomstige projecten, ervoor zorgen dat deze schattingen onafhankelijk worden beoordeeld en geverifieerd, en deze informatie vrij toegankelijk maken voor overheden, beleggers en het grote publiek. Door deze gegevens te publiceren kunnen regeringen de infrastructuurprojecten identificeren met het grootste groeipotentieel, kunnen particuliere investeerders weloverwogen financieringsbeslissingen nemen en kunnen maatschappelijke groeperingen leiders ter verantwoording roepen.
Door een cultuur van transparantie te cultiveren met betrekking tot de kosten en baten van de investeringen van de Bank, kan Banga de geloofwaardigheid van de Bank vergroten. Meer vertrouwen zou de aandeelhouders aanmoedigen om kapitaalverhogingen te overwegen, en samenwerking met de particuliere sector en andere ontwikkelingsinstellingen zou schaal en momentum genereren.
Het zal zeker niet makkelijk zijn om de cultuur van de Wereldbank te veranderen. Maar veel mensen over de hele wereld hebben op een dergelijke inspanning gewacht en zij zouden Banga waarschijnlijk steunen bij het transformeren van een lethargische instelling in een sterke kracht die een rechtvaardige en duurzame toekomst bevordert.
Vertaling: Menno Grootveld
PARIJS/STANFORD – Ajay Banga, de onlangs benoemde president van de Wereldbank, neemt het roer over op een cruciaal moment. De verwoestende effecten van de COVID-19-pandemie hebben de vooruitgang in de ontwikkelingslanden belemmerd en 124 miljoen mensen in extreme armoede gedompeld. En de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne, die de inflatie en de spanningen tussen de VS en China heeft verergerd, belooft nog meer volatiliteit te veroorzaken. Daarom voorspelt de Bank dat de economische activiteit in de opkomende economieën tegen 2024 niet zal terugkeren naar het niveau van vóór de pandemie.
Lage- en middeninkomenslanden hebben de Wereldbank nodig als speerpunt in de wereldwijde inspanningen om de extreme armoede te bestrijden en de levensstandaard te verhogen. Door hen te helpen hun schuldenlast te verminderen en de klimaatverandering tegen te gaan, zou de Bank hen ook kunnen helpen de lucht- en waterkwaliteit te verbeteren, de toegang tot schone energie te vergroten en de voedselzekerheid te versterken.
Maar de scepsis over het vermogen van de Bank om de problemen van de ontwikkelingslanden aan te pakken is groot. In een recente toespraak zei Banga dat de Wereldbank een ‘nieuw draaiboek’ nodig heeft voor haar betrekkingen met de ontwikkelingslanden. Hoewel dit ongetwijfeld waar is, moet elke bijgewerkte strategie een fundamentele waarheid erkennen: het is onwaarschijnlijk dat de Bank genoeg kapitaal heeft om de investeringen te financieren die nodig zijn om de enorme uitdagingen aan te gaan waarmee de arme landen worden geconfronteerd. Daarom moet zij haar kennis, relaties en kapitaal mobiliseren om investeringen aan te moedigen die de groei en werkgelegenheid bevorderen en tegelijkertijd de groene transitie vergemakkelijken.
Dit betekent dat ze zich moet profileren als de voorkeurspartner van haar stakeholders. Door samen te werken met beleidsmakers in ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen, andere multilaterale ontwikkelingsbanken en de particuliere sector, kan de Wereldbank bevorderen wat Banga ‘het nemen van geïnformeerde risico’s’ heeft genoemd. Met deze aanpak zou de Bank haar beperkte balans kunnen gebruiken om particuliere, publieke, bilaterale en multilaterale geldschieters aan te moedigen hun jaarlijkse investeringen in duurzame ontwikkeling te verhogen van ‘miljarden naar biljoenen’ dollars. Maar eerst moet Banga de instelling naar volledige transparantie leiden.
Het bevorderen van transparantie begint met het erkennen van het voor de hand liggende. De schuldencrisis die opkomende economieën momenteel teistert, werd verergerd door de pandemie, maar deze landen bevonden zich al veel eerder op een gevaarlijke weg. De huidige schuldencrisis is het gevolg van het feit dat leners en kredietverstrekkers – waaronder de Bank zelf – projecten met een laag rendement nastreefden die hun kosten niet konden dekken. Om toekomstige schuldencrises te voorkomen, moeten multilaterale instellingen stoppen met het financieren van economisch onhoudbare projecten.
Hoewel technische discussies over het genereren van aanvullende financiering cruciaal zijn, mogen deze de Bank niet afleiden van de essentiële taak om samen te werken met besluitvormers in de ontwikkelingslanden. Het zou veel nuttiger zijn om toekomstige investeringen te identificeren die de groei kunnen stimuleren en de energietransitie kunnen versnellen.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
De eerste stap naar een effectievere Wereldbank is al gezet door de partners van de Bank tijdens de recente top in Parijs voor een nieuw financieringspact. Met ruwweg 1,2 miljard mensen in de arme landen die geen toegang hebben tot elektriciteit en nog eens een miljard mensen die meer dan anderhalve kilometer van een weg voor alle seizoenen wonen, zouden investeringen in infrastructuur duurzame groei kunnen stimuleren, schulden kunnen helpen verminderen en de gevolgen van de klimaatverandering kunnen verzachten. Aangezien naar verwachting twee miljard mensen in de opkomende en ontwikkelingseconomieën tegen 2030 van het platteland naar stedelijke gebieden zullen migreren, is het van cruciaal belang om in deze landen klimaatvriendelijke elektriciteitscentrales, wegen en spoorwegen te bouwen.
De technische teams van de Bank, die nauw samenwerken met andere multilaterale kredietverleners, moeten een schatting maken van de extra output die elke dollar die in dergelijke projecten wordt geïnvesteerd, kan genereren. Neem bijvoorbeeld een project dat voor elke dollar aan investering dertig cent bijdraagt aan het bbp, wat resulteert in een rendement van dertig procent. Om een dergelijk project als economisch levensvatbaar te beschouwen, moeten de leenkosten onder de dertig procent blijven.
Aangezien de Bank steeds vaker projectvoorstellen van partners beoordeelt op basis van het verwachte rendement, zal zij waarschijnlijk te maken krijgen met weerstand tegen klimaatgerelateerde projecten waarvan de voordelen niet alleen kunnen worden afgemeten aan het bbp. Hoewel in het beoordelingsproces van de Bank moet worden benadrukt dat veel klimaatprojecten een hoog rendement kunnen opleveren, is het cruciaal om te erkennen dat er geldige redenen kunnen zijn om te investeren in projecten die op de korte termijn misschien geen economische voordelen opleveren. Tegelijkertijd moeten economische en niet-economische investeringen zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen om de risico’s voor de houdbaarheid van de schuldenlast te beperken.
Daartoe dient de Bank een beoordelingsproces op twee niveaus in te voeren. De eerste categorie omvat projecten die uitsluitend worden goedgekeurd op basis van het verwachte rendement en de tweede categorie omvat projecten waarvan de verwachte milieuvoordelen opwegen tegen de kosten. Projecten die worden goedgekeurd op basis van hun economische verdienste kunnen verder worden onderverdeeld in twee groepen: projecten met een hoog rendement die financiering uit de particuliere sector kunnen aantrekken en projecten met een lager rendement die financiering op gunstige voorwaarden nodig hebben.
Zoals een van ons (Henry) onlangs schreef, heeft de Bank de financiële en personele middelen om een gegevensgestuurde investeringsaanpak te implementeren. Maar om te slagen moet zij schattingen maken van het verwachte rendement op toekomstige projecten, ervoor zorgen dat deze schattingen onafhankelijk worden beoordeeld en geverifieerd, en deze informatie vrij toegankelijk maken voor overheden, beleggers en het grote publiek. Door deze gegevens te publiceren kunnen regeringen de infrastructuurprojecten identificeren met het grootste groeipotentieel, kunnen particuliere investeerders weloverwogen financieringsbeslissingen nemen en kunnen maatschappelijke groeperingen leiders ter verantwoording roepen.
Door een cultuur van transparantie te cultiveren met betrekking tot de kosten en baten van de investeringen van de Bank, kan Banga de geloofwaardigheid van de Bank vergroten. Meer vertrouwen zou de aandeelhouders aanmoedigen om kapitaalverhogingen te overwegen, en samenwerking met de particuliere sector en andere ontwikkelingsinstellingen zou schaal en momentum genereren.
Het zal zeker niet makkelijk zijn om de cultuur van de Wereldbank te veranderen. Maar veel mensen over de hele wereld hebben op een dergelijke inspanning gewacht en zij zouden Banga waarschijnlijk steunen bij het transformeren van een lethargische instelling in een sterke kracht die een rechtvaardige en duurzame toekomst bevordert.
Vertaling: Menno Grootveld