gahnberg1_NurPhotoGettyImages_china_mobile_changing_piles

Leren omgaan met de risico's van digitale openbare infrastructuur

GENÈVE – De afgelopen jaren heeft het concept van Digitale Publieke Infrastructuur (DPI) veel aandacht gekregen van de internationale gemeenschap, waaronder de Verenigde Naties en de G20, als een nieuw beleidsparadigma voor ontwikkeling. Het is echter essentieel om de risico’s van DPI goed te begrijpen om ervoor te zorgen dat de potentiële voordelen daadwerkelijk worden gerealiseerd.

De risico’s van DPI ontstaan deels doordat er geen duidelijke definitie is van wat deze term precies inhoudt. DPI omvat een breed scala aan digitale technologieën die fungeren als economische en sociale infrastructuur, zoals digitale identificatiesystemen, betalingssystemen, gegevensuitwisseling en gezondheidsdiensten. Als beleidsinitiatief verwijst DPI echter naar een vaag geformuleerde visie op het gebruik van deze technologieën om het algemeen belang te dienen. Dit kan enerzijds leiden tot een internet en technologische innovaties die voor iedereen werken, maar anderzijds net zo goed worden omgevormd tot instrumenten voor politieke controle.

In discussies over DPI verwijzen beleidsmakers vaak naar voorbeelden die laten zien hoe technologie en connectiviteit ontwikkeling kunnen stimuleren. Een veelgenoemd voorbeeld is India’s Unified Payments Interface, die de financiële inclusie heeft vergroot en de kosten van digitale transacties voor honderden miljoenen gebruikers heeft verlaagd.

Er wordt aangenomen dat dergelijke infrastructuur moet worden opgebouwd met behulp van Digital Public Goods (DPGs). Dit concept omvat open source software, open standaarden en andere niet-eigendomsgebonden componenten. Deze benadering is bedoeld om DPI’s te positioneren als ‘voor het publiek,’ maar ook om concurrentie te bevorderen en machtsconcentraties in de wereldwijde digitale economie te beperken.

Voorstanders benadrukken bovendien dat DPI’s de internationale samenwerking kunnen versterken, vooral met de naderende twintigjarige evaluatie van de World Summit on the Information Society (Wereldtop over de Informatiemaatschappij, kortweg WSIS). Dit belangrijke VN-initiatief heeft landen een raamwerk geboden om samen te werken aan digitale ontwikkeling. Hoewel autoritaire staten in eerdere onderhandelingen hebben geprobeerd meer controle over het internetbeheer te verkrijgen, kan een focus op het bevorderen van DPI dit gepolitiseerde debat vermijden. In plaats daarvan kan de weg worden vrijgemaakt voor een constructieve agenda die gericht is op het overbruggen van digitale kloven.

Beleid baseren op een slecht gedefinieerd concept zoals DPI brengt echter aanzienlijke risico’s met zich mee. Idealiter zouden regeringen samenwerken met andere belanghebbenden om een omgeving te creëren die DPI mogelijk maakt en tegelijkertijd de rechten en belangen van gebruikers beschermt. Het is echter niet moeilijk voorstelbaar dat sommige regeringen hun eigen belangen boven burgerlijke vrijheden en grondrechten stellen. Zij zouden deze infrastructuur kunnen inzetten voor surveillance en gerichte acties, zogenaamd in naam van de wetshandhaving of de nationale veiligheid. Een extreem schadelijk voorbeeld hiervan zou het monitoren en reguleren van individueel gedrag kunnen zijn via dystopische sociale kredietsystemen.

Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025
PS_YA25-Onsite_1333x1000

Secure your copy of PS Quarterly: The Year Ahead 2025

Our annual flagship magazine, PS Quarterly: The Year Ahead 2025, has arrived. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Digital Plus now.

Subscribe Now

Hoewel veel voorstanders hopen dat DPI de buitensporige macht van Big Tech kan verminderen, wordt het concept ook in verband gebracht met ideeën over digitale soevereiniteit. Deze kunnen bijdragen aan de fragmentatie van het internet, wat een systemische bedreiging vormt voor de wereldwijde communicatie. Zo zouden sommige regeringen bijvoorbeeld het multistakeholdermodel voor het beheer van mondiale internetbronnen, zoals IP-adressen en domeinnamen, kunnen aanvechten met het argument dat deze als DPI moeten worden beschouwd. Dit soort scenario’s kan de eenheid en functionaliteit van het internet onder druk zetten.

Recent zagen we iets vergelijkbaars in de Europese Unie, waar een amendement werd voorgesteld op de Electronic Identification, Authentication, and Trust Services (eIDAS)-verordening. Dit amendement zou overheden de bevoegdheid geven om de erkenning van digitale certificaten op te leggen die niet voldoen aan strenge industrienormen. Dit dreigde het mondiale bestuursmodel voor browserbeveiliging te ondermijnen en zou Europese overheden in staat hebben gesteld communicatie binnen en buiten hun grenzen te controleren.

De beleidsvisie op DPI zal zich blijven ontwikkelen, en hopelijk dragen de lopende discussies bij aan het verder identificeren en verduidelijken van de kansen en risico’s. Initiatieven zoals het Universal DPI Safeguards Framework van de VN, dat een basis probeert te leggen voor DPI, vormen een veelbelovend begin. Er is echter nog veel werk te doen. Het VN-raamwerk erkent bijvoorbeeld de noodzaak van continu leren om ervoor te zorgen dat passende voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Naarmate het concept van DPI aan invloed wint binnen het VN-systeem en andere multilaterale organisaties, wordt een krachtig en goed geïnformeerd debat over de potentiële voordelen en valkuilen essentieel. Met duidelijke beleidsrichtlijnen en waarborgen kunnen we voorkomen dat deze technologieën worden ingezet als instrumenten voor surveillance en onderdrukking. Tegelijkertijd kunnen we ervoor zorgen dat iedereen profiteert van de opkomende digitale economie en dat het internet open, wereldwijd verbonden en veilig blijft.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/VZ07iTfnl